5. Installatie
5.1. Montage
De Smart IP43 Charger serie is ontworpen om permanent gemonteerd te worden met de montageflenzen, geintegreerd in het koellichaam.
Vóór het monteren moet men rekening houden met de factoren die een geschikte en veilige plaats bepalen:
Installeer de acculader op een plaats met goede natuurlijke luchtcirculatie of ventilatie; is de luchtcirculatie niet goed, overweeg dan om een ventilator te monteren.
Zorg voor voldoende vrije ruimte rondom de lader; aangeraden wordt minstens 100 mm zowel boven als onder.
Monteer de acculader op een niet-ontvlambare ondergrond en zorg dat er geen hittegevoelige voorwerpen dicht in de buurt zijn; het is normaal dat de acculader heet wordt tijdens gebruik.
Monteer de acculader op een plaats waar hij niet blootgesteld is aan omstandigheden zoals water, sterke vochtigheid en stof, en op veilige afstand van ontvlambare vloeistoffen en gassen.
Plaats / installeer / gebruik de acculader niet bovenop de accu, direct boven de accu, of samen met de accu in een gesloten kast; accu's kunnen explosieve gassen uitstoten.
Bedek de acculader niet en plaats geen andere voorwerpen bovenop de acculader.
Monteer de Smart IP43 Charger verticaal met de klemmen naar beneden; zet hem vast met de geschikte schroeven door de bevestigingsgaten/groeven.
Selecteer en gebruik schroeven met een bolkop of zeskantkop (gebruik geen schroeven met een verzonken/conische kop) en een buitendiameter van de schroefdraad die goed is afgestemd op de binnendiameter van het bevestigingsgat/groef (~5 mm max buitendiameter om speling te bezorgen).
Om de installatie eenvoudiger te maken, wordt het aanbevolen om de eenheid op te hangen met de 2 onderste schroeven (laat de schroefkoppen ~3 mm van het oppervlak) en installeer vervolgens de 2 lagere schroeven, voordat alle 4 de schroeven volledig vastgezet worden.
Zie de afbeelding hieronder voor de afmetingen t.b.v. de montage:

5.2. Aansluitingen
Sluit de geschikte DC-vermogensbekabeling aan op de Smart IP43 Chargers ACCUklemmen.
Bereid flexibele meer-aderige koperen DC-voedingkabel met voldoende kernoppervlakte voor; raadpleeg de rubriek 'Installatie > Bedrading > DC-bekabeling' voor meer informatie.
Sluit de positieve (rode isolatie) DC-kabel aan op de positieve (+) aansluitklem en negatieve (zwarte isolatie) DC-kabel op de negatieve (-) aansluitklem; zorg ervoor dat de bedradingspolariteit juist is;
Draai de klemschroeven aan tot 2,4 Nm met behulp van een kleine momentsleutel met een geschikt schroevendraaierbit.
Installeer een zekering of stroomonderbreker met voldoende stroomsterkte binnen de DC-bekabeling tussen de Smart IP43 Charger en accu/accu's, te vinden zo dicht mogelijk bij de accu/accu's; raadpleeg de rubriek 'Installatie > Bedrading > Bescherming te hoge stroom' voor meer informatie.
Sluit de DC-vermogenbekabeling aan op de accu/accu's of de DC-systeemdistributiebus - volg de relevante instructies voor het installatietype.
Voor vaste installaties of bij het laden van een accu, buiten een auto/installatie:
Zorg ervoor dat het DC-systeem is uitgeschakeld (alle DC-belastingen en laadbronnen uit/geïsoleerd) voordat de bestaande accu/DC-distributiesysteembusbekabeling wordt losgekoppeld en de lader op de accuklemmen / DC-distributiesysteembus wordt aangesloten.
Sluit de positieve (rode isolatie) DC-kabel aan op de positieve (+) aansluitklem en negatieve (zwarte isolatie) DC-kabel op de negatieve (-) aansluitklem; zorg ervoor dat de bedradingspolariteit juist is;
Haal alle bedradingsbeëindigingshardware aan volgens de aanhaalmoment specificaties van de fabrikant met behulp van een geschikte momentsleutel en dopschroevendraaierbit.
Voor tijdelijke installaties bij het opladen van een accu in een auto, en de negatieve (-) accuklem is geaard aan het chassis van de auto (conventioneel):
Sluit de positieve DC-kabel/accuklem (rode isolatie) eerst rechtstreeks aan op de accu positieve (+) aansluitklem.
Sluit vervolgens de negatieve DC-kabel/accuklem (zwarte isolatie) aan op een geschikt aardingspunt op het chassis van de auto (niet rechtstreeks op de negatieve accuklem).
Bij het loskoppelen van de lader moeten de DC-kabels/accuklemmen in omgekeerde volgorde losgekoppeld worden.
Voor tijdelijke installaties bij het opladen van een in een auto geïnstalleerde accu, en de positieve (+) accuklem is geaard aan het chassis van de auto (onconventioneel):
Sluit de negatieve DC-kabel/accuklem (zwartee isolatie) eerst rechtstreeks aan op de accu negatieve (+) aansluitklem.
Sluit vervolgens de positieve DC-kabel/accuklem (rode isolatie) aan op een geschikt aardingspunt op het chassis van de auto (niet rechtstreeks op de positieve accuklem).
Bij het loskoppelen van de lader moeten de DC-kabels/accuklemmen in omgekeerde volgorde losgekoppeld worden.
Sluit de VE.Direct-communicatiekabel (tussen VE.Direct-poort op lader en Venus apparaat) en/of bedieningsbedrading (aan/uit op afstand en/of programmeerbaar relais) aan zoals vereist voor de installatie.
Sluit de Smart IP43 Charger AC-voedingskabel aan op een stopcontact; na een korte vertraging gaan alle LED's kort branden, waarna de LED's die de huidige laadmodus en laadstatus aangeven gaan branden.
Let op
Voorbeeldschema's voor bedrading die de meest typische installatieconfiguraties weergeven, worden ook ter referentie bijgeleverd; raadpleeg de rubriek 'Installatie > Schema's' voor meer informatie.
5.2.1. DC-voedingkabel
Het Smart IP43 Charger serie heeft stijgende klemschroefklemmen voor aansluiting op DC-bekabeling, die niet inbegrepen is en door de installateur moet worden geleverd.
Om een optimale en betrouwbare werking te garanderen, is het belangrijk om flexibele DC-bekabeling van hoge kwaliteit te kiezen die geschikt is voor het specifieke lader model en de algehele installatie; bij de selectie van DC-bekabeling moet rekening worden gehouden met de volgende aspecten:
Kabel kernoppervlakte en lengte
De kernoppervlakte van een geleider is evenredig met de weerstand van een kabel per lengte-eenheid, wat invloed heeft op de hoeveelheid warmte die per lengte-eenheid wordt gegenereerd en op de spanningsval over de totale kabellengte.
Stroomgeleidings capaciteit
Het stroomgeleidings capaciteit is de maximale stroom die een kabel kernoppervlakte enlengte kan dragen in een bepaalde installatieomgeving zonder de temperatuurlimiet van de kabelisolatie te overschrijden; het stroomgeleidings capaciteit is dus afhankelijk van de kernoppervlakte en lengte, de installatieomgeving en de isolatietemperatuurlimiet.
Om oververhitting van de DC-voedingskabel en/of interfacing-materiaal te voorkomen, moet de maximale stroomwaarde voor de geselecteerde kernoppervlakte/lengte (inclusief eventuele beperkingen die van toepassing zijn op de installatie) hoger zijn dan de maximale normale bedrijfssstroom en ook hoger dan de waarde van de geïnstalleerde zekering of stroomonderbreker (in geval van een te hoge stroom-fout).
Spanningsverlies %
Het spanningsverliespercentage is het maximale spanningsverlies over de kabellengte, uitgedrukt als percentage ten opzichte van de nominale bedrijfsspanning; het spanningsverliespercentage is dus afhankelijk van de kernoppervlakte en lengte, de totale kabellengte en de nominale bedrijfsspanning.
Om overmatig vermogensverlies en operationele problemen als gevolg van een hoog spanningsverlies te voorkomen, moet het systeem zo worden ontworpen dat de lengte van de DC-voedingskabel minimaal is en moet een kernoppervlakte en lengte worden gekozen die een spanningsverlies van 3% of minder oplevert (bij maximale normale bedrijfsstroom).
Geleider
Het materiaal van de geleider en de specificaties beïnvloeden de weerstand van een kabel per lengte-eenheid (wat van invloed is op de stroomgeleidings capaciteit), de weerstand en warmte die wordt gegenereerd bij aansluitingen en de algehele flexibiliteit van de kabel.
Materiaal en instelling van geleider
Gebruik hoogwaardige flexibele DC-voedingsbekabeling die bestaat uit fijne meerdradige zuurstofvrije koperen geleiders.
Draaddiameter
De draaddiameter heeft invloed op het contactoppervlak en dus op de weerstand bij de aansluitingen; een aansluiting met een hoge weerstand genereert aanzienlijke warmte als deze onder belasting werkt en kan leiden tot ernstige oververhitting.
Om het contactoppervlak bij aansluitingen te maximaliseren en oververhitting bij/nabij aansluitingen te voorkomen, mag de diameter van elke afzonderlijke koperen draad niet groter zijn dan 0,4 mm (0,016 inch) of een oppervlak van 0,125 mm² (AWG 26).
Flexibiliteitklasse
Om installatie met praktische buigradii te vergemakkelijken en defecten aan de kabel en/of interfacing-apparatuur als gevolg van overmatige kracht/spanning bij aansluitingen en/of cyclische vermoeidheid te voorkomen, moeten er hoogwaardige flexibele DC-voedingsbekabeling gebruikt worden met een flexibiliteitsklasse van 5 - Flexibele koperen geleiders, of 6 - Extra flexibele koperen geleiders.
Isolatie
Het isolatiemateriaal en de specificaties zijn van invloed op het maximale temperatuurvermogen (met invloed op de stroombelastbaarheid) en het maximale spanningsisolatievermogen van een kabel.
Temperatuurwaarde
De nominale isolatietemperatuur beïnvloedt de stroombelastbaarheid van een kabel en mag niet worden overschreden als rekening wordt gehouden met de combinatie van a) de maximale omgevingstemperatuur, b) de installatieomgeving (die de warmteafvoer beïnvloedt) en c) de temperatuurstijging als gevolg van de warmte die door de kabel wordt gegenereerd als deze werkt met de nominale stroomsterkte van de zekering of stroomonderbreker.
Gebruik, om oververhitting van de kabelisolatie te voorkomen, flexibele DC-voedingsbekabeling van hoge kwaliteit met een isolatietemperatuur van minstens 90°/194°F (bij voorkeur 105°C/221°F), of zoals vereist voor de installatie.
Spanning
Gebruik om een robuuste elektrische isolatie en algehele veiligheid te garanderen, hoogwaardige flexibele DC-voedingsbekabeling met een isolatiespanning die hoger is dan de maximale bedrijfsspanning van het systeem; hoogwaardige flexibele DC-voedingsbekabeling heeft meestal een isolatiespanning van 0,6/1 kV.
Raadpleeg de onderstaande tabel voor de minimale DC-bekabeling kernoppervlakte en lengte aanbevolen voor elk Smart IP43 Charger model, en de installatie-specifieke DC-bekabelinglengte:
Let op
De lengtebereiken van de DC-bekabeling vertegenwoordigen de eenrichtingslengte tussen de lader en de accu, de totale circuitlengte (positieve en negatieve kabellengte) is aangenomen als het dubbele van de eenrichtingslengte voor de spanningsval berekeningen.
Bepaalde combinaties worden "Niet aanbevolen" omdat de spanningsval te groot zou zijn, zelfs met de grootste compatibele DC-voedingskabel; naast een groot vermogensverlies kan een te grote spanningsval problemen veroorzaken bij het opladen.
De bovenstaande aanbevelingen voor de DC-kernoppervlakte en lengte zijn gebaseerd op bekabeling met een isolatiewaarde van ten minste 90°C (194°F) die wordt gelegd in een niet-afgesloten ruimte bij een omgevingstemperatuur van 30°C (86°F) en niet wordt gebundeld met andere bekabeling, en een maximale spanningsval van 3%; deze aanbevelingen zijn algemeen en dekken niet de bijzonderheden van alle installaties en/of kabel typen, raadpleeg een erkend installateur voor begeleiding bij specifieke en/of complexe installaties.
5.2.2. Aan/uit op afstand
De Smart IP43 Charger is uitgerust met aan/uit-aansluitingen voor extern beheer, met deze aansluitklemmen kan het opladen extern worden in- of uitgeschakeld, afhankelijk van hun status.
Er zijn 3 opties om de Smart IP43 Charger aan te zetten met behulp van de remote aansluitklem(men):
Verbind/kortsluit de L- en H-aansluitklemmen (fabrieksinstelling is een kortsluitverbinding tussen L en H). De L- en H-aansluitklemmen kunnen met een schakelaar, relais of een ander extern apparaat, zoals een accubeheersysteem (BMS) met elkaar worden verbonden/kortgesloten.
Trek de H-aansluitklem naar een hoog spanningsniveau; als de spanning op de H-klem hoger is dan 2,9 V (aangesloten op positief bijvoorbeeld) dan zal de acculader ingeschakeld worden. De H-aansluitklem kan worden aangesloten op een hoog spanningsniveau met een schakelaar, relais of ander extern apparaat, zoals een accubeheersysteem (BMS).
Trek de L-aansluitklem naar een laag spanningsniveau; als de spanning op de L-klem hoger is dan 3,5 V (aangesloten op negatief bijvoorbeeld) dan zal de acculader uitgeschakeld worden. De L-aansluitklem kan worden aangesloten op een laag spanningsniveau met een schakelaar, relais of ander extern apparaat, zoals een accubeheersysteem (BMS).
Om de Smart IP43 Charger uit te schakelen met behulp van de remote aansluitklem(men), moeten beide aansluitklemmen een open circuit hebben ten opzichte van elkaar en zwevend zijn (geen verbinding met een hoog of laag spanningsniveau).
5.2.3. Programmeerbaar relais
De Smart IP43 Charger is uitgerust met een programmeerbaar relais dat gebruikt kan worden voor een externe besturing op basis van de geselecteerde relaismodus (alarm, remote bediening of opladen) en operationele omstandigheden.
Er zijn 3 programmeerbaar relaisklemmen:
NO (Normaal open)
C (Beide)
NC (Normaal gesloten)

Als het relais is uitgeschakeld is er een gesloten circuit tussen C en NC, en een open circuit tussen C en NO.
Als het relais is ingeschakeld is er een open circuit tussen C en NC, en een gesloten circuit tussen C en NO.
Sluit de relaisklemmen zo nodig aan op een extern apparaat om het gewenste signaal/besturing te realiseren.
Let op
Opmerking: De programmeerbaar relais functie werkt alleen als er AC-ingangsvermogen beschikbaar is en het opladen is ingeschakeld. Als het opladen totaal is uitgeschakeld (de remote aan/uit-aansluitingen, met VictronConnect of een GX-apparaat) zal het programmeerbaar relais ook functioneel worden uitgeschakeld.