6. Installatie
6.1. Laadmodi
Er zijn 3 geïntegreerde laadmodi (Normaal, High en Li-ion), en er kan een optionele reconditioneringsfase worden opgenomen (behalve voor de Li-ion-modus).
De geïntegreerde laadmodi, gecombineerd met adaptieve laadlogica, zijn geschikt voor de meest voorkomende accutypen zoals natte loodzuuraccu's, AGM, Gel en LiFePO4.
De gewenste laadmodus is te selecteren met de MODE-knop of de VictronConnect-app - raadpleeg de secties “Instellingen - Gebruik van de MODE-knop” en “Instellingen - Gebruik van VictronConnect” voor meer informatie.
Indien nodig is geavanceerde configuratie met door de gebruiker gedefinieerde instellingen mogelijk met behulp van de VictronConnect-app en een Bluetooth-apparaat (zoals een mobiele telefoon of tablet) - raadpleeg de sectie “Geavanceerde configuratie” voor meer informatie.
Eventuele instellingen worden opgeslagen en gaan niet verloren wanneer de acculader wordt losgekoppeld van het lichtnet of de accu.
6.1.1. Laadspanning
Door het selecteren van de geïntegreerde laadmodus voor het accutype dat wordt opgeladen (zie de aanbevelingen van de fabrikant van de accu) worden de spanningsinstellingen voor elke laadfase gewijzigd volgens onderstaande tabel:
Let op
Temperatuurcompensatie: De laadspanning wordt automatisch gecompenseerd afhankelijk van de omgevingstemperatuur (met uitzondering van de Li-Ion modus of indien handmatig uitgeschakeld) - raadpleeg de sectie “Gebruik - Temperatuurcompensatie” voor meer informatie.
6.1.2. Reconditioneringsmodus
Indien de herconditioneringsfase is ingeschakeld wordt hij opgenomen in de laadcyclus; alleen gebruiken indien nodig als correctie/onderhoudsactie - raadpleeg de sectie “Gebruik - Lader” voor meer informatie.
Als de herconditioneringsmodus actief is zal de RECONDITION LED aangaan, en knipperen, tijdens de herconditioneringsfase.
De herconditioneringsmodus is aan en uit te zetten met de MODE-knop of de VictronConnect-app - raadpleeg de secties “Instellingen - Gebruik van de MODE-knop” en “Instellingen - Gebruik van VictronConnect” voor meer informatie.
6.1.3. Laag-stroommodus
Indien ingeschakeld is de laadstroom continu beperkt tot een aanzienlijk lager niveau (varieert per model - raadpleeg de sectie “Specificaties” voor meer informatie) dan de nominale laadstroom.
De lage-stroommodus wordt aanbevolen bij het opladen van accu's met een lage capaciteit en een krachtige acculader; een te sterke laadstroom kan de vroegtijdige slijtage en oververhitting van de accu veroorzaken.
De maximale laadstroom zou normaliter niet hoger moeten zijn dan voor loodzuuraccu's ~0,3 C (of meer dan 30 % van de accucapaciteit in Ah) en hoger dan ~0,5 C voor LiFePO4 accu's (meer dan 50 % van de accucapaciteit in Ah).
Als de lage-stroommodus is ingeschakeld, dan knippert de LOW LED.
De lage-stroommodus is aan en uit te zetten met de MODE-knop of de VictronConnect-app - raadpleeg de secties “Instellingen - Gebruik van de MODE-knop” en “Instellingen - Gebruik van VictronConnect” voor meer informatie.
6.2. Gebruik van de MODE-knop
De fysieke MODE-knop op de lader kan gebruikt worden voor het selecteren van een geïntegreerde laadmodus en voor sommige andere algemene instellingen.
Een geïntegreerde oplaadmodus selecteren met behulp van de MODE-knop:
Druk kort op de MODE-knop om door de beschikbare laadmodi te navigeren; de LED naast de momenteel geselecteerde laadmodus licht op.
Activeer desgewenst de herconditioneringsmodus, door verder te navigeren door de beschikbare opties; na activering zal de RECONDITION LED oplichten naast de LED van de geselecteerde laadmodus.
Activeer desgewenst de lage-stroommodus (verminderde laadstroom) door de MODE-knop 3 seconden ingedrukt te houden; na activering zal de LOW LED knipperen.
Houd de MODE-knop opnieuw 3 seconden ingedrukt om de lage-stroommodus weer uit te schakelen.
6.3. VictronConnect gebruiken
Het selecteren van de geïntegreerde laadmodus en andere algemene instellingen is ook mogelijk via een Bluetooth-apparaat (mobile telefoon of tablet) met de VictronConnect app.
Voor meer details over de VictonConnect app verwijzen wij u naar de online gebruikershandleiding: https://www.victronenergy.com/live/victronconnect:start
Een geïntegreerde oplaadmodus selecteren met behulp van VictronConnect:
Download en installeer de VictronConnect-app.
De VictronConnect-app kan worden gedownload van de volgende locaties:
Android — Google Play Store
iOS/Mac — Apple App Store
Schakel Bluetooth in op de mobiele telefoon of tablet (als deze nog niet is ingeschakeld).
Open de VictronConnect-app en zoek de Phoenix Smart IP43 Charger op de pagina “LOCAL”. Als deze niet automatisch verschijnt, zoek dan handmatig naar apparaten binnen bereik door de “scan”-knop (ronde oranje knop met cirkelvormige pijl) rechtsonder te selecteren.
Selecteer de Phoenix Smart IP43 Charger in de lijst met “LOCAL” apparaten.
Tijdens de eerste verbinding verschijnt een “Bluetooth-koppelingsverzoek” met het verzoek om de Bluetooth-pincode; voer de standaard pincode 000000 in.
Ga naar het “Instellingen”-menu door het pictogram “instellingen” (tandwielpictogram) in de rechterbovenhoek te selecteren.
Ga naar het “Accu-instellingen”-menu door de optie “Accu-instellingen” te selecteren.
Vouw het “Accu-voorinstelling”-menu uit; selecteer vervolgens “Ingebouwde voorinstelling”, of anders “Selecteer voorinstelling” voor meer gespecialiseerde accu types.
Bekijk de beschikbare opties en kies de meest geschikte laadvoorinstelling; kies vervolgens “OK”.
Stel desgewenst een lagere maximale laadstroom in:
Ga naar het “Maximale laadstroom”-menu door de optie “Maximale laadstroom” te selecteren.
Bekijk de beschikbare opties en kies de meest geschikte voorinstelling voor de maximale laadstroom (Minimum / Laag / Maximum), or voer een andere waarde in voor de maximale laadstroom door middel van de cijfertoetsen onderaan.
Controleer of alle nieuwe instellingen en bijbehorende laadspanningen geschikt en correct geïmplementeerd zijn. De verlichting van de indicatie-LED's op de Phoenix Smart IP43 Charger wordt ook bijgewerkt volgens de geselecteerde oplaadmodus en de geïmplementeerde instellingen.
6.4. Bluetooth
6.4.1. De pincode wijzigen
Om een niet-geautoriseerde Bluetooth-verbinding te voorkomen, is het ten zeerste aan te raden om de standaard pincode te wijzigen.
De Bluetooth-pincode wijzigen:
Voltooi eerst de Bluetooth-koppeling en -verbinding met behulp van de standaard PIN-code (000000)
Ga naar de “apparaatopties” door het “instellingen”-pictogram (tandwiel) in de rechterbovenhoek te selecteren, en vervolgens het “apparaatopties”-pictogram (drie verticale stippen).
Open de pagina “Productinformatie” door “Productinformatie” te selecteren.
Selecteer naast “Pincode”, “CHANGE” (vervangen) om het venster “pincode wijzigen” te openen.
Voer de huidige en nieuwe pincode (twee keer) in en selecteer OK. Vermijd het gebruik van een voor de hand liggende pincode die iemand anders gemakkelijk kan raden, zoals 111111 of 123456.
6.4.2. De pincode opnieuw instellen
Als u de pincode bent vergeten of verloren, kan deze eenvoudig worden teruggezet naar de standaardinstelling 000000 met behulp van de VictronConnect-app.
Om de Bluetooth-pincode opnieuw in te stellen:
Zoek de Blue Smart Charger in de LOCAL pagina en selecteer het pictogram “apparaatopties” (drie verticale stippen) aan de rechterkant van de beschrijving.
Selecteer “pincode opnieuw instellen” in de pop-up.
Voer de PUK-code in en selecteer “OK”. De PUK-code staat op een etiket dat op de sidevan de Phoenix Smart IP43 Charger is geplakt.
Om de Bluetooth-pincode opnieuw in te stellen:
Houd de MODE-knop (op de Phoenix Smart IP43 Charger) 10 seconden lang ingedrukt.
Nadat 10 seconden zijn verstreken, knipperen alle LED's van de oplaadmodus twee keer om aan te geven dat de pincode opnieuw is ingesteld.
Let op
Tijdens deze procedure:
De pincode wordt gereset naar standaard (000000)
Alle actieve Bluetooth-verbindingen worden verbroken
Alle Bluetooth-koppelingsgegevens worden gewist.
Vervolgens moet u, voordat u opnieuw verbinding probeert te maken, ook de Bluetooth-koppelingsinformatie van de Phoenix Smart IP43 Charger verwijderen/wissen van alle apparaten (mobiele telefoons of tablets) die eerder waren gekoppeld.
6.4.3. Bluetooth uitschakelen
Het is mogelijk om de Bluetooth-communicatie, indien gewenst, volledig uit te schakelen.
Doorgaans is het niet nodig om Bluetooth uit te schakelen, omdat ongeautoriseerde toegang is beveiligd met een pincode, maar bepaalde situaties kunnen dit vereisen voor een nog hoger beveiligingsniveau.
Bluetooth uitschakelen:
Voltooi de eerste Bluetooth-koppeling en -verbinding met behulp van de standaardpincode (000000) of de huidige pincode.
Open de 'apparaatopties' door het 'instellingen'-pictogram (tandwiel) in de rechterbovenhoek te selecteren en vervolgens het pictogram “apparaatopties” (drie verticale stippen).
Open de pagina “Productinformatie” door “Productinformatie” te selecteren.
Selecteer “DISABLE” (uitschakelen) naast “Bluetooth ingeschakeld” om het venster “Bluetooth uitschakelen” te openen.
Vink het vakje aan en kies vervolgens “OK” ter bevestiging.
Bluetooth is nu uitgeschakeld, maar kan opnieuw ingeschakeld worden.
6.4.4. Bluetooth opnieuw inschakelen
Bluetooth kan opnieuw ingeschakeld worden met behulp van de MODE-knop.
Bluetooth opnieuw inschakelen:
Houd de MODE-knop (op de Phoenix Smart IP43 Charger) 10 seconden lang ingedrukt.
Nadat 10 seconden zijn verstreken, knipperen alle LED's van de oplaadmodus twee keer om aan te geven dat Bluetooth opnieuw is ingesteld en alle Bluetooth-instellingen hersteld zijn.
Let op
Tijdens deze procedure:
Bluetooth wordt opnieuw ingeschakeld
De pincode wordt gereset naar standaard (000000)
Alle actieve Bluetooth-verbindingen worden verbroken
Alle Bluetooth-koppelingsgegevens worden gewist.
Vervolgens moet u, voordat u opnieuw verbinding probeert te maken, ook de Bluetooth-koppelingsinformatie van de Phoenix Smart IP43 Charger verwijderen/wissen van alle apparaten (mobiele telefoons of tablets) die eerder waren gekoppeld.
6.5. VE.Smart Networking
VE.Smart Networking maakt Bluetooth-verbindingen en communicatie tussen meerdere Victron-producten mogelijk om de oplaadcyclus verder te verbeteren. Raadpleeg het gedeelte “Bediening- VE.Smart Networking” voor meer informatie.
Nadat het installeren van de met VE.Smart Network compatibele hardware moet VE.Smart worden ingesteld en ingeschakeld.
6.5.1. Detectie van spanning, temperatuur en stroom
Instellen van een VE.Smart Network met Volt-sensor (accuspanning), Current-sensor (laadstroom) en Temp-sensor (accutemperatuur):
Zoek en selecteer de accumonitor (BMV, SmartShunt, Smart Battery Sense of VE.Bus Smart Dongle) in de apparatenlijst op de “LOCAL” pagina.
Voltooi na de prompt de initiële Bluetooth-koppeling en -verbinding met de standaard pincode 000000.
Ga naar het instellingenmenu door het “instellingen” icoon (tandwiel) in de rechter bovenhoek te selecteren.
Open de pagina VE.Smart Netwerken door “VE.Smart netwerken” te selecteren.
Selecteer “CREATE NETWORK” (netwerk creëren). (of “JOIN NETWORK” (tot netwerk toetreden) als het VE.Smart netwerk al aangemaakt is).
Stel een naam in voor het VE.Smart Network en selecteer “OK” na de prompts.
Na het instellen staan de details van de gegevens die verstuurd worden aan het VE.Smart Network op de pagina VE.SmartNetwerken.
Verlaat het apparaat door het icoon “pijltje terug” te selecteren en het icon “sluiten” (kruisje) in de linker bovenhoek.
Vind en selecteer de Phoenix Smart IP43 Charger in de apparatenlijst op de LOCAL pagina.
Voltooi na de prompt de initiële Bluetooth-koppeling en -verbinding met de standaard pincode 000000.
Ga naar het “instellingen” menu door het “instellingen” icoon (tandwiel) in de rechter bovenhoek te selecteren.
Open de pagina VE.Smart Netwerken door “VE.Smart netwerken” te selecteren.
Selecteer “JOIN NETWORK” (tot netwerk toetreden).
Vind en selecteer het eerder ingesteld VE.Smart Network (of het netwerk dat u wilt verbinden, als er meerdere zijn), en selecteer “OK” na de prompts.
Het VE.Smart netwerk is nu ingesteld. De details van de gegevens die ontvangen worden staan op de pagina VE.Smart netwerk.
Nadat het instellen gelukt is:
Het symbool van het VE.Smart Network staat rechts boven in het STATUS-scherm (accumonitor en acculader).
De laadtoestand-LED op de acculader (bulk / absorptie / druppel / opslag) knippert om de 4 seconden.
Voor systemen met meerdere compatibele laders: herhaal de relevante stappen voor elke extra lader.
Let op
Er kan maar één accumonitor (BMV, SmartShunt, Smart Battery Sense of VE.Bus Smart Dongle) in een VE.Smart Network ingevoegd worden.
Alle verbindingen voor de accumonitor (kabel voor de detectie van accuspanning, temperatuursensor en stroomshunt) en de acculaders binnen een gemeenschappelijk VE. Smart-netwerk moeten aangesloten zijn op dezelfde accu/accubank.
Het maximale toegestane aantal apparaten binnen een VE.Smart Network is 10.
Communicatie via het VE.Smart netwerk vereist dat alle apparaten zich binnen het Bluetooth-bereik van elkaar bevinden. Systemen met een slecht of onderbroken Bluetooth-signaal zullen verbindingsproblemen ervaren. De signaalsterkte tussen de apparaten kan gecontroleerd worden op de VictronConnect VE.Smart netwerk-pagina.
Meerdere laders binnen een gemeenschappelijk VE.Smart Network moeten dezelfde laadinstellingen hebben, want de “Master” kan dynamisch veranderen zodat elk van de laders “Master” kan worden.
Meerdere laders binnen een gemeenschappelijk VE.Smart netwerk hoeven niet van hetzelfde model te zijn, ze hoeven alleen VE.Smart Networking compatibel te zijn (dit omvat VE.Smart Networking compatibele Blue Smart laders, Smart IP43 laders en MPPT zonneladers).
Sommige oudere apparaten zijn niet compatibel met VE.Smart Networking; raadpleeg de handleiding voor bevestiging.
6.5.2. Synchroon laden
Een VE.Smart Network opzetten met gesynchroniseerd opladen:
Vind en selecteer de Phoenix Smart IP43 Charger in de apparatenlijst op de LOCAL pagina.
Voltooi na de prompt de initiële Bluetooth-koppeling en -verbinding met de standaard pincode 000000.
Ga naar het “instellingen” menu door het “instellingen” icoon (tandwiel) in de rechter bovenhoek te selecteren.
Open de pagina VE.Smart Netwerk door “VE.Smart netwerk” te selecteren.
Selecteer“CREATE NETWORK” (netwerk creëren). (of “JOIN NETWORK” (tot netwerk toetreden) als het VE.Smart netwerk al aangemaakt is).
Stel een naam in voor het VE.Smart Network en selecteer “OK” na de prompts.
Na het instellen staan de details van de gegevens die verstuurd worden aan het VE.Smart netwerk op de pagina VE.Smart Netwerken.
Verlaat het apparaat door het icoon “pijltje terug” te selecteren en het icon “sluiten” (kruisje) in de linker bovenhoek.
Vind en selecteer een ander VE.Smart Network compatibele lader in de apparatenlijst op de LOCAL pagina.
Voltooi na de prompt de initiële Bluetooth-koppeling en -verbinding met de standaard pincode 000000.
Ga naar het instellingenmenu door het “instellingen” icoon (tandwiel) in de rechter bovenhoek te selecteren.
Open de pagina VE.SmartNetwerken door “VE.Smart netwerken” te selecteren.
Selecteer “JOIN NETWORK” (tot netwerk toetreden).
Vind en selecteer het eerder ingesteld VE.Smart Network (of het netwerk dat u wilt verbinden, als er meerdere zijn), en selecteer “OK” na de prompts.
Het VE.Smart netwerk is nu ingesteld. De details van de gesynchroniseerde laders binnen het VE.Smart netwerk staan op de pagina VE.Smart netwerken.
Nadat het instellen gelukt is:
Het symbool van het VE.Smart Network staat rechts boven in het STATUS-scherm (van elke lader binnen het netwerk).
De laadtoestand-LED op de acculader (bulk / absorptie / druppel / opslag) knippert om de 4 seconden.
Voor systemen met meerdere compatibele laders: herhaal de relevante stappen voor elke extra lader.
Let op
Er kan maar één accumonitor (BMV, SmartShunt, Smart Battery Sense of VE.Bus Smart Dongle) in een VE.Smart Network ingevoegd worden.
Alle verbindingen voor de accumonitor (kabel voor de detectie van accuspanning, temperatuursensor en stroomshunt) en de acculaders binnen een gemeenschappelijk VE. Smart-netwerk moeten aangesloten zijn op dezelfde accu/accubank.
Het maximale toegestane aantal apparaten binnen een VE.Smart Network is 10.
Communicatie via het VE.Smart Network vereist dat alle apparaten zich binnen het Bluetooth-bereik van elkaar bevinden. Systemen met een slecht of onderbroken Bluetooth-signaal zullen verbindingsproblemen ervaren. De signaalsterkte tussen de apparaten kan gecontroleerd worden op de VictronConnect VE.Smart netwerk-pagina.
Meerdere laders binnen een gemeenschappelijk VE.Smart Network moeten dezelfde laadinstellingen hebben, want de “Master” kan dynamisch veranderen zodat elk van de laders “Master” kan worden.
Meerdere laders binnen een gemeenschappelijk VE.Smart netwerk hoeven niet van hetzelfde model te zijn, ze hoeven alleen compatibel te zijn met VE.Smart Networking (dit omvat VE.Smart Networking compatibele Blue Smart laders, Smart IP43 laders en MPPT zonneladers).
Sommige oudere apparaten zijn niet compatibel met VE.Smart Networking; raadpleeg de handleiding voor bevestiging.
6.6. Systeemreset
Het is mogelijk om een volledige systeemreset uit te voeren om alle acculader-/accugerelateerde instellingen terug te zetten naar hun standaardwaarde; met behulp van de VictronConnect-app.
Houd er rekening mee dat hiermee geen Bluetooth-gerelateerde instellingen worden gereset, zoals de pincode of koppelingsgegevens.
Om een systeemreset uit te voeren:
Voltooi de initiële Bluetooth-koppeling en -verbinding met de standaard PIN-code (000000).
Open de “apparaatopties” door op het pictogram “instellingen” (tandwiel) in de rechterbovenhoek te klikken en vervolgens het pictogram “apparaatopties” (de drie verticale stippen).
Open de pagina “apparaat herstellen” door “Terugzetten naar fabrieksinstellingen” te selecteren.
Selecteer “JA” om alle instellingen terug te zetten naar fabrieksinstellingen.