Skip to main content

VE.Bus BMS NG

3. Installatie

3.1. Systeemvoorbeelden

3.1.1. Basis systeem

Basic_System.svg

#

Omschrijving

1

MultiPlus-II-omvormer/acculader

2

VE.Bus BMS NG

3

Een Lithium NG Battery of accu bestaande uit meerdere accu’s die een accubank van 12 V, 24 V of 48 V creëren.

3.1.2. Systeem met een GX-apparaat, aan/uit-schakelaar en vooralarm-circuit

Legacy_System.svg

#

Omschrijving

1

AC–bron, elektriciteitsnet of aggregaat

2

Stroomonderbreker

3

MultiPlus-II-omvormer/acculader

4

Remote aan/uit-schakelaar

5

VE.Bus BMS NG

6

Cerbo GX

7

Optionele AC-DC-voeding houdt het GX-apparaat gevoed zolang aanvullend vermogen beschikbaar is, zelfs als het systeem anders uitgeschakeld wordt (bv. door een te lage accuspanning of uitschakeling van de omvormer/acculader).

8

Het vooralarm geeft vooraf een waarschuwing in het geval van een dreigende systeemuitschakeling als gevolg van een te ver ontladen accu

9

Een Lithium NG Battery of accu bestaande uit meerdere accu’s die een accubank van 12 V, 24 V of 48 V creëren.

3.1.3. Systeem met een BatteryProtect en PV-lader

BP_MPPT_System.svg

#

Omschrijving

1

AC–bron, elektriciteitsnet of aggregaat

2

Stroomonderbreker

3

MultiPlus-II-omvormer/acculader

4

PV-lader

5

VE.Direct remote niet inverterende aan/uit-kabel wordt aangesloten op de VE.Direct-poort van de PV-lader en de Charge Disconnect-aansluitklem van het BMS

6

VE.Bus BMS NG

7

Een Lithium NG Battery of accu bestaande uit meerdere accu’s die een accubank van 12 V, 24 V of 48 V creëren.

8

BatteryProtect

9

DC-belastingen

3.1.4. Drie fasen-systeem met een Digital Multi Control

3P_System.svg

#

Omschrijving

1

Digital Multi Control

2

MultiPlus-II omvormer/acculader geïnstalleerd en geconfigureerd als een 3-fasen-systeem

3

VE.Bus BMS NG

4

Een Lithium NG Battery of accu bestaande uit meerdere accu’s die een accubank van 12 V, 24 V of 48 V creëren.

3.1.5. Systeem met een dynamo

Alternator_System.svg

#

Omschrijving

1

AC–bron, elektriciteitsnet of aggregaat

2

Stroomonderbreker

3

Orion DC-DC-lader, de remote H-aansluitklem is verbonden met de Charge Disconnect-aansluitklem van de VE.Bus BMS NG

4

VE.Bus BMS NG

5

MultiPlus-II-omvormer/acculader

6

Startmonitor en dynamo

7

12 V-startaccu

8

Een Lithium NG Battery of accu bestaande uit meerdere accu’s die een accubank van 12 V of 24 V creëren.

3.2. Standaard installatie

  1. Sluit de BMS-kabels van de accu op het BMS aan. Raadpleeg in het geval van meerdere accu's het BMS-kabelverbindingen van de accu hoofdstuk. Lees en volg de installatieinstructies in de Lithium NG Battery handleiding.

  2. Sluit de omvormer/acculader of de positieve en negatieve kabels van de omvormer op de accu aan. Zorg ervoor dat de meest recente firmwareversie wordt gebruikt. Raadpleeg voor meer informatie het Minimale VE.Bus-firmware hoofdstuk.

  3. Verbind de accu-positief met behulp van de rode kabel met de zekering op de BMS ˝Battery +” aansluitklem.

  4. Sluit de VE.Bus-poort van de omvormer/acculader of de omvormer op de ˝MultiPlus/Quattro˝-poort van het BMS aan met behulp van de meegeleverde RJ45-kabel.

  5. Installeer de netspanningsdetector niet als het een nieuwe stijl MultiPlus 12/1600/70,nieuwe stijl MultiPlus 12/2000/80, MultiPlus-II of Quattro-II is. Raadpleeg voor meer informatie het Netspanningsdetector hoofdstuk.

Basic_BMS_Connection.svg

Standaard BMS-verbindingen

Let op

Houd er rekening mee dat het BMS geen negatieve accuaansluiting heeft. Dit is omdat het BMS de accunegatief van de VE.Bus krijgt. Daarom kan het BMS niet zonder een VE.Bus-omvormer/acculader of een VE.Bus-omvormer gebruikt worden.

3.2.1. Minimale VE.Bus-firmware

Waarschuwing

Waarschuwing incompatibiliteit: Omvormer/laders of omvormers met de kleine processoren met label 19XXXXX of 20XXXXX worden niet ondersteund. Deze kunnen geïdentificeerd worden door de eerste twee cijfers op het microprocessorlabel. Gebruik voor dergelijke apparaten het VE.Bus BMS samen met Lithium Smart accu's in plaats van de VE.Bus BMS NG en Lithium NG accu's.

Belangrijk: Firmwarevereisten vóór het aansluiten van het BMS

  1. VE.Bus-firmware bijwerken: Zorg ervoor dat alle omvormer/laders, die in het systeem gebruikt worden, hun VE.Bus-firmware bijgewerkt hebben naar versie xxxx489 of hoger.

  2. Firmware tussen xxxx415 en xxxx489: Als de firmware tussen xxxx415 en xxxx489 ligt, dan moet er ofwel het VE.Bus BMS geïnstalleerd worden of de ESS-assistent in de omvormer/lader geïnstalleerd worden .

  3. Firmware onder xxxx415: Apparaten met firmwareversies lager dan xxxx415 activeren een VE.Bus-fout 15 (VE.Bus combinatiefout), wat aangeeft dat de VE.Bus-producten of firmwareversies incompatibel zijn. Als de firmware niet bijgewerkt kan worden naar versie xxxx415 of hoger, dan kan het VE.Bus BMS NG niet gebruikt worden.

3.2.2. BMS-kabelverbindingen van de accu

In het geval dat meerdere accu's in een parallelle en/of serie configuratie zijn opgesteld, moeten de BMS-kabels in een reeks worden aangesloten (aaneengekoppeld), en de eerste en laatste BMS-kabel moet worden aangesloten op de BMS.

Mochten de BMS-kabels te kort zijn, dan kunnen ze verlengd worden met verlengkabels, de M8 ronde connector Mannelijke/Vrouwelijke 3 polige kabels.

BMS_Cable_Connections.svg

Links: Aansluiten van een enkele accu. Rechts: Aansluiten van meerdere accu's.

3.2.3. Netspanningsdetector

Let op

De netspanningsdetector is niet nodig voor de nieuwe stijl MultiPlus 12/1600/70 en MultiPlus 12/2000/80, MultiPlus-II- en Quattro-II- en omvormer-modellen. In dat geval kunnen deze hoofdstukken overgeslagen worden en moet de netspanningsdetector worden verwijderd.

Het doel van de netspanningsdetector is om de omvormer/acculader opnieuw op te starten als er weer AC voeding is als het BMS de omvormer/acculader had uitgeschakeld door een lage celspanning (zodat de omvormer/acculader de accu opnieuw kan opladen).

In systemen die uit meerdere eenheden bestaan die parallel, 3-fasen of gesplitste fasen zijn geconfigureerd, mag de netspanningsdetector alleen in de master- of hoofdeenheid worden geïnstalleerd.

Gebruik voor een MultiPlus slechts één AC-aderpaar, en voor een Quattro beide aderparen.

Mains_Detector.svg

Voorbeeld aansluiten AC-detector.

#

Omschrijving

1

AC-elektriciteitsnet of aggregaat

2

AC-stroomonderbreker en aardlekschakelaar

3

Netspanningsdetector

4

Omvormer/acculader

5

VE.Bus BMS NG

6

Lithium NG accu

3.3. DC-belastingen en -laders beheren

3.3.1. DC-belasting beheren

DC-belastingen met remote aan/uit-aansluitklemmen:

DC-belastingen moeten worden uitgeschakeld of losgekoppeld om een te lage spanning van de cel te voorkomen. De ˝Load Disconnect˝-uitgang van het BMS kan hiervoor gebruikt worden. De ˝Load Disconnect˝-uitgang is normaal gesproken hoog (= accuspanning). De uitgang wordt zwevend (= open circuit) bij een dreigende te lage spanning van de cel (geen interne pull-down om het reststroomverbruik bij een lage celspanning te beperken).

DC-belastingen met een remote aan/uit-aansluitklem die de belasting inschakelt als de aansluitklem hoog wordt getrokken (naar accu plus) en uitschakelt als de aansluitklem zwevend is, kunnen direct worden bediend met behulp van de ˝Load Disconnect˝-uitgang van het BMS.

DC-belastingen met een remote aan/uit-aansluitklem die de belasting inschakelt als de aansluitklem laag wordt getrokken (naar accu minus) en het uitschakelt als de aansluitklem zwevend is, kunnen worden bediend met behulp van de BMS Load Disconnect-uitgang voor het loskoppelen van de belasting, via een inverterende remote aan/uit-kabel .

Let op

Opmerking: controleer de reststroom van de belasting in de uit-stand. Na uitschakeling als gevolg van een lage celspanning, blijft er een capaciteitsreserve van ongeveer 1 Ah per 100 Ah in de accu achter. Een reststroom van 10 mA kan bijvoorbeeld een 200 Ah-accu beschadigen als het systeem meer dan acht dagen in een ontladen toestand wordt gelaten.

Een DC-belasting loskoppelen via een BatteryProtect:

Gebruik een BatteryProtect voor DC-belastingen die geen remote aan/uit-aansluitklemmen hebben of om groepen DC-belastingen uit te schakelen.

Een BatteryProtect zal de DC-belasting loskoppelen als:

  • De ingangsspanning (= accuspanning) gedaald is tot onder een vooraf ingestelde waarde.     

  • De externe aan/uit H-terminal wordt vrij zwevend (meestal hoog). Dit signaal wordt geleverd door de Load disconnect-uitgang (aangesloten op de externe aan/uit H-terminal van de BatteryProtect) van de VE.Bus BMS NG. Zie het bedradingsvoorbeeld.Systeem met een BatteryProtect en een PV-lader.Systeem met een SmartShunt, BatteryProtect en PV-lader

3.3.2. DC-laadregeling

3.3.3. Besturing van omvormer/laders, PV-laders en andere acculaders

Bij hoge celspanning of lage temperatuur moet het acculaden gestopt worden om de accucellen te beschermen. Afhankelijk van het systeem worden laders ofwel geregeld via DVCC of moeten ze geregeld worden via hun remote aan/uit aansluitklemmen en de Charge Disconnect-uitgang van de VE.Bus BMS NG.

  • Bij systemen met een GX-apparaat moet DVCC ingeschakeld worden om ervoor te zorgen dat de PV-laders en andere DVCC-compatibele apparaten alleen opladen als dit zou moeten. Raadpleeg DVCC-bediening met VE.Bus BMS NG voor details.

  • Bij systemen zonder een GX-apparaat moet de Belasting loskoppelen-uitgang van BMS de PV-lader en andere laders regelen, ofwel via remote aan/uit, een BatteryProtect of een Cyrix-Li-Charge. Raadpleeg DVCC-bediening met VE.Bus BMS NG voor details.

3.3.4. DVCC-bediening met VE.Bus BMS NG

DVCC (Distributed Voltage and Current Control) laat een GX-apparaat toe compatibele apparaten te bedienen zoals PV-laders, Inverter RS, Multi RS of Multi's.

Om het GX-apparaat PV-laders, Inverter RS of Multi RS te besturen in een system met een VE.Bus BMS NG, moet DVCC ingeschakeld worden. Deze laders worden bestuurd door hun maximale laadstroomlimiet op nul in te stellen als de VE.Bus BMS NG vraagt om het opladen te stoppen.

Let op dat de aanwezigheid van een VE.Bus BMS NG de laadspanning van de PV-laders, Inverter RS, Multi RS of een Multi niet regelt.

  • In een ESS-systeem regelt de Multi de laadspanning van de PV-laders, Inverter RS en Multi RS via de configuratie gemaakt met VE.Configure of VictronConnect. Met andere woorden: het laadalgoritme moet worden ingesteld in de Multi.

  • In een non-ESS (zelfvoorzienend) systeem volgen de PV-laders, Inverter RS, Multi RS en Multi hun eigen interne laadalgoritme. Hier moeten alle apparaten ingesteld worden op het juiste lithium-laadalgoritme.

AC-laders en kleinere Phoenix-omvormers worden (nog) niet geregeld door het GX-apparaat en daardoor moet er nog steeds signaalbedrading aangelegd worden (via ATC of ATD) om dergelijke apparaten te besturen.

3.3.5. Bediening acculader via Charge Disconnect.

Laders die niet DVCC compatibel zijn of geïnstalleerd in systemen zonder een GX-apparaat kunnen bestuurd worden via de VE.Bus BMS NG Charge Disconnect-uitgang, op voorwaarde dat de laders een remote aan/uit-poort hebben.

DeCharge Disconnect-uitgang, normaal hoog (gelijk aan accuspanning), moet verbonden worden aan de H-aansluitklem van de remote aan/uit aansluiting van de lader. Bij hoge spanning of lage temperatuur van de cel wordt deCharge Disconnect-uitgang zwevend en trekt de remote aan/uit H-aansluitklem laag (naar accu minus), en stopt het laden.

Voor acculaders met een remote aansluitklem die de lader activeert als de aansluitklem laag getrokken wordt (naar accu minus) en deactiveert als de aansluitklem zwevend gelaten wordt, kan de inverterende remote aan-uit kabel gebruikt worden.

Alternatief kan een Cyrix-Li-Charge relais gebruikt worden. De Cyrix-Li-Charge relais is een eenzijdige combineerder die geplaatst wordt tussen een acculader en de lithium-acccu. Het wordt alleen geactiveerd als er laadspanning van een acculader aanwezig is op de aansluitklem aan de laadzijde. Een besturingssaansluitklem verbindt met de Charge Disconnect-uitgang vanhet BMS.

3.3.6. Opladen met een dynamo

Met dynamo opladen kan ofwel geregeld worden met een DC-DC lader zoals de Orion-Tr Smart, of met een SolidSwitch 104 bij het regelen van een externe dynamo regelaar zoals de Balmar MC-614.

Beide apparaten worden dan ook bediend door de BMS Charge Disconnect-uitgang, bedraad met de Orion-Tr Smart of SolidSwitch 104 remote aan/uit H-aansluitklem. Raadpleeg Opladen met een dynamo

3.4. Remote aan/uit aansluitklem

De remote-aan en remote-uit BMS-aansluitklemmen kunnen het hele systeem in- en uitschakelen terwijl het BMS verbonden blijft met accu-positief, hetgeen de omvormer in spaarstand houdt (ontladen en laden niet toegelaten), zelfs als het nog steeds verbonden is met AC In.

De remote H- en L-aansluitklemmen schakelen het systeem inals:

  • Er contact is gemaakt tussen de remote H-aansluitklem en L-aansluitklem, bijvoorbeeld via de draadbrug of een schakelaar.

  • Er contact is gemaakt tussen de remote aansluiting H-aansluitklem en de accu-positief.

  • Er contact is gemaakt tussen de remote aansluiting L-aansluitklem en de accu-negatief.

Een veelvoorkomende toepassing is het uitschakelen van het systeem wanneer een vooraf bepaalde laadtoestand (SoC) in een BMV wordt bereikt. Het relais bedient dan de externe aan/uit-aansluiting van het BMS. Let op: ten minste de draadlus tussen de pinnen L en H moet zijn aangesloten, zodat het VE.Bus BMS NG kan worden ingeschakeld.

3.5. GX-apparaat

Om PV-laders, Inverter RS, Multi RS of Multi's te laten besturen door het BMS met behulp van een GX-apparaat, moet aan de volgende vereisten worden voldaan:

  • De Venus OS-firmware voor het GX-apparaat moet versie 2.80 of hoger zijn.

Installatie:

  1. Sluit met behulp van een RJ45-kabel de VE.Bus-port van het GX-apparaat aan op de ˝Remote panel˝-poort van het BMS (niet inbegrepen). Let op: dit verschilt van de vorige VE.Bus BMS V1, die alleen de aansluiting van een Digital Multi Control toestond. Met de VE.Bus BMS NG kan een GX-apparaat, een VE.Bus Smart-dongle of een Digital Multi Control worden.aangesloten.

  2. Sluit de ˝voeding +˝ aansluitklem van het GX-apparaat aan op de GX-Power-aansluitklem van het BMS en sluit de ˝voeding -˝ aansluitklem van het GX-apparaat aan op de negatieve aansluitklem van de accu.

  3. Sluit de positieve draad van een (optionele) AC-DC-voeding aan op de AUX-In-aansluitklem van het BMS en sluit de negatieve draad aan op de negatieve aansluitklem van de accu. Let op dat de AC-DC-voeding optioneel is en hoogstwaarschijnlijk niet nodig in zelfvoorzienende installaties zoals boten of campers.

  4. Voer een ˝opnieuw detecteren VE.Bussysteem˝-actie op het GX-apparaat uit. Deze actie is beschikbaar in het omvormer/acculader-menu van het GX-apparaat.

GX_Device_Connection.svg

Verbindingen GX-apparaat

Functionaliteit van de GX-Pow- en de Aux-In-aansluitklemmen:

  • De GX-Pow-uitgang levert GX-vermogen van ofwel de accu of van de Aux-In-ingang. Al naargelang welke van deze twee spanningen hoger is.

Het GX-apparaat wordt normaal gevoed door de GX-Pow-aansluitklem, die op zijn beurt gevoed wordt door de Accu+ aansluiting. Bij lage celspanning is deze accuvoeding niet beschikbaar, waardoor het GX-apparaat uitgeschakeld wordt.

Om het GX apparaat onder dergelijke omstandigheden te laten werken, kan een optionele AC-DC voeding (niet geleverd door Victron) worden aangesloten op de Aux-In ingang. Indien aanwezig zorgt deze hulpbron ervoor dat het GX-apparaat gevoed blijft zolang de Aux-In spanning beschikbaar is, waardoor bijvoorbeeld remote toegang en diagnose via VRM mogelijk is, zelfs als de rest van het systeem offline is.

3.6. Een Digital Multi Control of een VE.Bus Smart-dongle aansluiten

Als het plan is een VE.Bus Smart-dongle of Digital Multi Control (DMC) te gebruiken, moet het aangesloten worden op de Remote Panel-poort vanhet BMS. Beiden hebben aan/uit/alleen lader bediening van de omvormer/acculader. Het is ook mogelijk het Phoenix Inverter Control-paneel te verbinden als een Phoenix VE.Bus-omvormer gebruikt wordt.

Let op dat bij systemen met een Digital Multi Control en een GX-apparaat of een VE.Bus Smart dongle tegelijkertijd, een aan/uit/alleen lader bediening van de omvormer/acculader alleen mogelijk is via de Digital Multi Control.

De VE.Bus Smart-dongle, Digital Multi Control en het GX-apparaat kunnen bijvoorbeeld allemaal gelijktijdig worden aangesloten op de ˝Remote Panel˝-poort. Maar in dit scenario is de aan/uit/alleen lader-bediening voor de omvormer/acculader via het GX-apparaat en de VE.Bus-dongle uitgeschakeld. Aangezien de omvormer/acculader-bediening is uitgeschakeld, kan het GX-apparaat of de VE.Bus Smart-dongle ook aangesloten worden op de BMS MultiPlus/Quattro-poort voor een eenvoudige manier van bedrading.

DMC_Smart_Dongle_Connection.svg

Links: systeem met een Digital Multi Control-panel. Rechts: systeem met een VE.Bus Smart-dongle

#

Omschrijving

1

Digital Multi Control (of Phoenix Inverter Control als een Phoenix VE.Bus-omvormer gebruikt wordt)

2

VE.Bus Smart-dongle

3

MultiPlus-II-omvormer/acculader

4

VE.Bus BMS NG

De VE.Bus Smart-dongle moet de accuspanning meten. Daarom moet de + aansluitklem van de accu worden aangesloten op de positieve accu-aansluitklem. Houd er rekening mee dat de VE.Bus Smart-dongle niet door het BMS uitgeschakeld zal worden in het geval van een waarschuwing voor een laag celniveau en het zal daarom een beetje stroom (tot 9 mA - raadpleeg de VE.Bus Smart dongle specificaties voor details) van de accu blijven trekken.

5

Een Lithium NG accu die kan bestaan uit meerdere accu’s om een accu van 12 V, 24 V of 48 V te creëren.