Zorg ervoor, voordat het systeem wordt ingeschakeld, dat laders en belastingen juist zijn ingesteld, in het bijzonder hun maximale gecombineerde laad- en ontlaadstromen, om te voorkomen dat de acculimieten worden overschreden.
Maximale laadstroom
De maximale continue laadstroom bedraagt 1 C. De maximale puls laadstroom hangt af van het accumodel. Raadpleeg het Lithium NG accu-gegevensblad voor details.
Tip
Voor optimale accuprestaties wordt een laadstroom van 0,3 C aanbevolen.
Maximale ontlaadstroom
De maximale continue ontlaadstroom bedraagt 1 C. De maximale puls ontlaadstroom bedraagt 2 C gedurende een maximum van 10 seconden.
Tip
Voor optimale accuprestaties wordt een ontlaadstroom van 0,5 C aanbevolen.
Belangrijk
Laders en belastingen die niet door het BMS (met ATC en ATD) bestuurd worden, kunnen de accu permanent beschadigen.
Maximale acculaad- en ontlaadstromen voor 12,8 V Lithium NG accu's | ||||
---|---|---|---|---|
12.8/100 | 12.8/150 | 12.8/200 | 12.8/300 | |
Max. continue laadstroom | 100 A | 150 A | 200 A | 300 A |
Max. puls ontlaadstroom (10s) | 200 A | 300 A | 400 A | 600 A |
Max. continue laadstroom | 100 A | 150 A | 200 A | 300 A |
Max. puls laadstroom (10s) | 200 A | 225 A | 400 A | 450 A |
Maximale acculaad- en ontlaadstromen voor 25,6 V en 51,2 V Lithium NG accu's | ||||
---|---|---|---|---|
25.6/100 | 25.6/200 | 25.6/300 | 51.2/100 | |
Max. continue laadstroom | 100 A | 200 A | 300 A | 100 A |
Max. puls ontlaadstroom (10s) | 200 A | 400 A | 600 A | 200 A |
Max. continue laadstroom | 100 A | 200 A | 300 A | 100 A |
Max. puls laadstroom (10s) | 200 A | 400 A | 450 A | 200 A |
De smallBMS NG wordt ingeschakeld als aan de volgende voorwaarden voldaan wordt:
Accu-aansluiting: De Bat+ en Bat- aansluitklemmen van het 7-pin aansluitblok moeten aangesloten worden op accu plus en accu min.
Remote aan/uit bedrading:
De draadlus moet geplaatst worden tussen Remote L en Remote H van het 7-pin aansluitblok, of
Als een remote aan/uit-schakelaar gebruikt wordt, moet het bedraad worden tussen Remote L en Remote H en ingeschakeld worden.
Eenmaal ingeschakeld, gebruik de VictronConnect-app om het BMS-instellingen in te stellen.
Bepaalde parameters zoals accucapaciteit, accuspanning, aantal accu's, aantal accu's in serie geschakeld, aantal accu's parallel geschakeld worden automatisch ingesteld en kunnen niet gewijzigd worden maar ze moeten nog steeds worden gecontroleerd op nauwkeurigheid.
Instellingen accumonitor: In tegenstelling tot andere accumonitors heeft het smallBMS NG vooral vaste instellingen die niet kunnen worden aangepast. Dit omdat het smallBMS NG is ontworpen om exclusief te werken met Victron Lithium NG accu's, waarbij veel parameters vooraf zijn bepaald op basis van het accutype.
|
Firmware-updates voor het BMS- en Lithium NG-accu worden uitgevoerd met de VictronConnect-app:
Algemene opmerkingen over firmware bijwerken
Nieuwer is niet altijd beter – alleen bijwerken indien nodig.
Maak het niet stuk als het werkt – vermijd onnodige updates.
Lees eerst de changelog – beschikbaar op Victron Professional.
Gebruik deze functie daarom met zorg. Ons belangrijkste advies is om een draaiend systeem niet bij te werken tenzij er problemen opduiken of vóór de eerste opstart.
Opmerkingen over bijwerken van het smallBMS NG en Lithium NG accufirmware
Het bijwerken van de firmware veroorzaakt geen volledige systeemafsluiting.
Tijdens het bijwerken van de firmware opent de Charger uitgang en voorkomt het laden van de accu.
Als het bijwerken mislukt, opent de Load uitgang na 120 seconden als een veiligheidsmaatregel en geeft tijd om het bijwerken van de firmware opnieuw te proberen.
Bijwerken van de firmware met VictronConnect
Let op het volgende vóór de firmware bij te werken met VictronConnect:
Raadpleeg, vóór het bijwerken, het hoofdstuk firmware bijwerken in de VictronConnect-handleiding voor gedetailleerde instructies.
Als er een nieuwere firmware-versie beschikbaar is, meldt VictronConnect (zorg ervoor dat VictronConnect up-to-date is) dat zodra een verbinding met het BMS gemaakt is.