Skip to main content

SUN Inverter Handleiding

4. Configuratie

In deze sectie:

De omvormer is klaar voor gebruik met de standaard fabrieksinstellingen (zie hoofdstuk Technische specificaties).

De omvormer kan worden geconfigureerd met behulp van de VictronConnect-app. Maak verbinding met een smartphone of tablet via Bluetooth of met behulp van een computer via USB en een VE.Direct naar USB-interface).

Waarschuwing

  • De instellingen mogen alleen worden gewijzigd door een gekwalificeerde monteur.

  • Lees de instructies aandachtig door voordat u wijzigingen aanbrengt.

4.1. AC-uitgangsspanning en -frequentie

De omvormer is standaard ingesteld op 230 VAC.

De AC-uitgangsspanning en -frequentie kan op een andere waarde worden ingesteld volgens de onderstaande tabel.

Model

Bereik AC-uitgangsspanning

Frequentiebereik

230 VAC-modellen

Tussen 210 VAC en 245 VAC

50 Hz of 60 Hz

4.2. ECO-modus en ECO-instellingen

De omvormer is uitgerust met een ECO-modus. De ECO-modus wordt geactiveerd met behulp van de VictronConnect-app.

Wanneer de ECO-modus van de omvormer geactiveerd is, zal het het stroomverbruik van de omvormer met ongeveer 85 % gereduceerd worden wanneer er geen belasting op de omvormer is aangesloten.

Wanneer de ECO-modus van de omvormer geactiveerd is, zal de omvormer overschakelen naar de zoekstatus wanneer er geen belasting of een zeer lage belasting is. Tijdens de zoekstatus is de omvormer uitgeschakeld maar zal het elke 3 seconden gedurende een korte periode (instelbaar) geactiveerd worden. Als de omvormer een bepaalde belasting (instelbaar) detecteert, schakelt de omvormer terug naar de normale bedrijfsmodus. Zodra de belasting onder een bepaald niveau zakt, schakelt de omvormer terug naar de ECO-modus.

De onderstaande tabel geeft de standaard instellingen en het instelbereik van de ECO-parameters weer:

Parameter

Standaardwaarde

Bereik

Minimale ontwaakvermogen

14 VA

14 VA - classificatie omvormer

Zoekinterval in ECO-modus

3s

0 - 64 s

Zoektijd in ECO-modus

0,16 s

0,08 - 5,00 s

Opmerking

  • Houd er rekening mee dat de vereiste instellingen voor de ECO-modus sterk afhankelijk zijn van het type belasting: inductief, capacitief, niet-lineair. Aanpassingen voor specifieke belastingen kunnen nodig zijn.

4.3. Alarm voor eente lage accuspanning en instellingen voor laaddetectie

De omvormer heeft twee verschillende soorten uitschakelmodi bij eente lage accuspanning:

  • Uitschakeling bij een te lage accuspanning op basis van de accuspanning. Dit is de “uitschakeling bij een te lage accuspanning.

  • Uitschakeling bij te lage accuspanning gebaseerd op de accuspanning als functie van de acculading. Deze modus is standaard uitgeschakeld. Raadpleeg hoofdstuk Dynamische uitschakeling voor meer informatie .

Nadat de omvormer is uitgeschakeld als gevolg van een te lage accu spanninmg (ongeacht de modus):

  • De omvormer zal opnieuw opstarten zodra de accuspanning gestegen is tot boven het niveau “Alarm te lage accuspanning en opnieuw opstarten”.

  • De omvormer zal het alarm voor te lage accuspanning wissen zodra het detecteert dat de accu wordt opgeladen. Dit is de “laaddetectie”-spanning.

Accuspanning

Uitschakeling te lage accuspanning

Alarm te lage accuspanning en opnieuw opstarten

Laaddetectie

12 V

Standaard: 9,3 V

Bereik: 0-100 V

Standaard: 10,9 V

Bereik: 0-100 V

Standaard: 14 V

Bereik: 0-100 V

24 V

Standaard: 18,6 V

Bereik: 0-100 V

Standaard: 21,8 V

Bereik: 0-100 V

Standaard: 28,0 V

Bereik: 0-100 V

4.3.1. Dynamische uitschakeling

De “Dynamische uitschakeling”-functie maakt de uitschakelbeveiliging bij een lage accuspanning een functie van de accustroom die uit de accu wordt getrokken in verhouding tot de accuspanning.

Wanneer er een hoge stroom uit de accu wordt getrokken, wordt een lagere drempel voor de uitschakelingspanning gebruikt, bijvoorbeeld 10 V. En net zo, wanneer de accu slechts langzaam wordt ontladen, wordt een hoge uitschakelspanning gebruikt, bijvoorbeeld 11,5 V.

Op deze manier wordt een spanningsval veroorzaakt door de interne weerstand in de accu gecompenseerd zodat de accuspanning een veel betrouwbaardere parameter wordt om te beslissen wanneer gestopt moet worden met de accu te ontladen.

De “Dynamische uitschakeling”-functie is vooral handig voor accu's met een hoge interne weerstand, zoals OPzV- en OPzS-accu's. Het is wat minder relevant voor GEL- en AGM-accu's en misschien zelfs niet relevant voor lithium-accu's. De onderstaande grafiek toont de ontladingsverhouding versus de accuspanningscurve voor de verschillende accu types. De lithiumcurve (LiFePO4) is bijna vlak in vergelijking met de OPzV- en OPzS-curve.

De curve kan worden aangepast in de VictronConnect-app.

dynamic_cutoff.png

Ontlaadverhouding versus accuspanningsgrafiek voor verschillende accu types

Belangrijk

  • Gebruik de “Dynamische uitschakeling”-functie niet in bij een installatie waarop ook andere belastingen op dezelfde accu zijn aangesloten. In deze systemen kan de accuspanning dalen vanwege andere belastingen die op de accu zijn aangesloten. Het algoritme voor de dynamische uitschakeling in de omvormer kan geen rekening houden met die andere belastingen en zal de omvormer te vroeg uitschakelen met een te lage spanning alarm.

VictronConnect-instellingen

  • De “Dynamische uitschakeling”-functie is standaard uitgeschakeld.

  • Schakel de “Dynamische uitschakeling”-functie in om deze te gebruiken en te configureren.

  • Selecteer het type accu. Keuze uit: OPzV/OPzS, GEL/AGM, LiFePO4 of op maat gemaakt.

  • Voer de capaciteit van de accu in.

  • Vul de spanning voor de verschillende ontlaadstromen in. Deze waarden zijn al ingesteld op de generieke spanningen die horen bij het specifieke accutype dat eerder is geselecteerd. Wijzig deze instellingen alleen als ze moeten worden aangepast en u weet wat u doet, of in het geval dat er een op maat gemaakte accu wordt gebruikt.

VictronConnect_Inverter_Dynamic_cut_off.png

De VictronConnect-app toont de “Dynamische uitschakeling”-instellingen

4.4. Accu-instellingen

MPPT_VictronConnect_-_settings_-_SUN_Inverter.svg

Max. laadstroom

Deze instelling stelt de maximale accu laadstroom in. Deze is standaard ingesteld op de maximale laadstroom van de PV-lader.

Gebruik deze instelling om de laadstroom te verlagen, bijvoorbeeld wanneer een kleinere accubank wordt gebruikt die een lagere laadstroom vereist.

Voorinstelling van de accu

Deze instelling stelt het laadalgoritme van de accu in.

Een keuze kan gemaakt worden tussen:

  • Vooraf gedefinieerde fabrieksvoorinstellingen van de accu

  • Door de gebruiker vooraf gedefinieerde accu-instellingen

  • Creëer, wijzig of verwijder een door de gebruiker vooraf gedefinieerde instelling.

Deze instelling maakt gebruik van vooraf gedefinieerde fabrieksvoorinstellingen voor een grote verscheidenheid aan accutypen. Deze voorgedefinieerde laadalgoritmen zijn geschikt voor bijna alle installaties.

Het is ook mogelijk om door de gebruiker vooraf gedefinieerde accu-instellingen te maken. In hoofdstuk Pas het acculaadalgoritme aan wordt uitgelegd hoe u dit doet. Deze door de gebruiker vooraf gedefinieerde instellingen worden opgeslagen in de bibliotheek van de VictronConnect-app. Dit is handig als er meerdere PV-laders moeten worden geconfigureerd, waardoor het niet nodig is om iedere keer het volledige laadalgoritme te definiëren wanneer er een nieuwe PV-lader wordt geconfigureerd.Pas het acculaadalgoritme aan

Expertmodus

Deze instelling schakelt de expertmodus in of uit. Het is standaard ingesteld op “uitgeschakeld”.

Let op

De standaard laadalgoritmen werken goed voor bijna alle installaties. Schakel alleen expertinstellingen in als uw apparatuur speciale vereisten heeft.

Als deze instelling is ingeschakeld, kunnen de volgende parameters worden geconfigureerd:

  • Lader spanningen: bulk, absorptie en druppellading

  • Bulk: re-bulk spanningscompensatie

  • Absorptie: duur, tijd en staartstroom

  • Egalisatie: stroom, interval, stop modus en duur

  • Temperatuur spanningscompensatie:

  • Uitschakeling lage temperatuur

Voor de betekenis van deze parameters zie hoofdstuk Acculaadalgoritme-instellingen

Egalisatie

Let op

Egaliseren kan schade aan de accu veroorzaken wanneer de accu niet geschikt is voor egalisatie laden. Raadpleeg altijd de accu fabrikant voordat u egalisatie inschakelt.

Deze instelling kan worden gebruikt om automatische egalisatie in of uit te schakelen. Indien ingeschakeld, kan het aantal dagen worden geselecteerd waarop de egalisatie moet worden herhaald.

Een handmatige egalisatie kan worden gestart door op de knop “NU STARTEN” te drukken. Gebruik de handmatige egalisatie-optie alleen tijdens absorptie- en druppellaad-fases en wanneer er voldoende zonlicht is. De stroom- en spanningslimieten zijn identiek aan de automatische egalisatie functie. De handmatige egalisatiefase duurt 1 uur en kan op elk moment worden gestopt met “Stop egalisatie”.

Let op

De egalisatie-instelling is mogelijk niet actief. Dit kan het geval zijn als de vooraf ingestelde accu-instelling geen ondersteuning biedt voor en egalisatie laden, zoals het geval is met lithium-accu's.

4.4.1. Acculaadalgoritme-instellingen

In dit hoofdstuk worden alle parameters uitgelegd die worden gebruikt in de modus “Expert” en de instellingen die worden gebruikt bij het programmeren van een aangepast accutype via het menu voor accuvoorinstellingen.

MPPT_VictronConnect_-_settings_-_battery_charge_algorithm.svg

Absorptie spanning

Deze instelling stelt het absorptie spanning in.

Adaptieve absorptietijd

Deze instelling schakelt de adaptieve absorptietijd in of uit.

  • Wanneer uitgeschakeld: De lengte van de absorptiefase is elke dag hetzelfde, de lengte wordt bepaald door de instelling “Maximale absorptietijd”, mits er voldoende zonne-energie is.

    Houd er rekening mee dat deze optie mogelijk kan leiden tot overladen van uw accu's, vooral voor loodaccu's en als er slechts ondiepe dagelijkse ontladingen plaatsvinden. Controleer met de accu fabrikant de aanbevolen maximale absorptietijd.

    De enige voorwaarde die de absorptietijd kan beëindigen voordat de maximale tijd is bereikt, is de instelling “staartstroom”. Als de absorptietijd altijd even lang moet zijn, schakel dan de instelling “Staartstroom” uit. Zie verderop in dit hoofdstuk meer informatie over de instelling van de staartstroom.

  • Wanneer ingeschakeld: de lengte van de absorptiefase verschilt per dag, het past zich ‘s morgens aan het begin van de laadcyclus aan de laadtoestand van de accu aan.

    De maximale “adaptieve” absorptietijd voor de dag wordt bepaald door het accuspanning zoals gemeten elke ochtend net voordat de zonnelader begint te werken.

    Multiplier

    x 1

    x 2/3

    x 1/3

    x 1/6

    Adaptieve absorptietijd *

    6:00 uur

    4:00 uur

    2:00 uur

    1:00 uur

    12 V-systeem

    Vbatt < 11,9 V

    11,9 V < Vbatt < 12,2 V

    12,2 V < Vbatt < 12,6 V

    Vbatt > 12,6 V

    24 V-systeem

    Vbatt < 23,8

    23,8 < Vbatt < 12,2 V

    24,2 V < Vbatt < 25,2 V

    Vbatt > 25,2 V

    *) De adaptieve absorptietijd wordt berekend door de vermenigvuldigingsfactor maal de instelling “Maximale absorptietijd”. De adaptieve absorptietijden in deze tabel zijn gebaseerd op de standaardinstelling “Maximale absorptietijd” van 6 uur.

Maximale absorptietijd

Deze instelling stelt de absorptie tijdslimiet in. Deze instelling is alleen beschikbaar bij het programmeren van een aangepast laadprofiel.

Voer de maximale tijd in uren en minuten (uu:mm) in die de zonnelader in de absorptiefase mag doorbrengen. De maximale tijd die ingesteld kan worden is 12 uur en 59 minuten.

Druppellaadspanning

Deze instelling stelt de druppellaadspanning in.

Compensatie re-bulkspanning

Stelt de compensatie van het re-bulkspanning in. Deze compensatiespanning wordt gebruikt om te bepalen wanneer de druppellaad-fase stopt en de bulk-fase opnieuw begint, d.w.z. de laadcyclus wordt gereset en begint weer bij de eerste laadfase.

De re-bulkspanning wordt berekend door de compensatie van de re-bulkspanning toe te voegen aan de laagste spanningsinstelling (normaal is dit de druppellaad-fase).

Een voorbeeld: als de re-bulkcompensatie is ingesteld op 0,1 V en de druppellaadspanning op 13,8 V, wordt de laadcyclus opnieuw gestart zodra de accuspanning gedurende één minuut onder 13,7 V (13,8 minus 0,1) daalt.

Egalisatiespanning

Deze instelling stelt de egalisatiespanning in.

Egalisatiestroompercentage

Deze instelling stelt het percentage van de instelling “maximale laadstroom” in dat zal worden gebruikt om de egalisatielaadstroom te berekenen.

Bijvoorbeeld: als de instelling “maximale laadstroom” is ingesteld op 10 A en de instelling “Egalisatiestroompercentage” op 10 %, dan is de egalisatiestroom 1 A (10 % van 10 A).

Automatische egalisatie

Deze instelling stelt het herhaalinterval in wanneer de egalisatiefase moet plaatsvinden. Dit kan worden ingesteld tussen 1 en 250 dagen. Instellen op 1 betekent een dagelijkse egalisatie, 2 betekent om de dag, enzovoort.

Een egalisatiefase wordt meestal gebruikt om de cellen in evenwicht te brengen en om stratificatie van de elektrolyt in natte loodzuuraccu's te voorkomen. Het hangt van het type accu af of (automatische) egalisatie nodig is en onder welke voorwaarden. Controleer bij de acculeverancier of egalisatie nodig is voor de accu.

Tijdens de egalisatiefase stijgt het laadspanning tot aan het ingestelde “egalisatiespanning”. Dit wordt gehandhaafd zolang de laadstroom onder de instelling “egalisatietroompercentage” van de instelling “Maximale stroom” blijft.

Duur van de automatische egalisatiecyclus:

  • Voor alle VRLA-accuvoorinstellingen en voor sommige voorinstellingen voor natte accu's, eindigt de automatische egalisatiefase wanneer de spanningslimiet (maxV) is bereikt.

  • Voor de lithiumaccuvoorinstelling is egalisatie niet beschikbaar.

  • Als een automatische egalisatiefase niet binnen een dag is voltooid, wordt deze de volgende dag niet hervat. De volgende egalisatie lading vindt plaats volgens het interval dat is ingesteld in de instelling “Auto Egalisatie”.

Egalisatiestopmodus

Deze instelling bepaalt wanneer de egalisatiefase moet stoppen:

  • Automatisch: Egalisatie stopt wanneer het accuspanning het egalisatiespanning heeft bereikt

  • Vaste tijd: Egalisatie stopt wanneer de tijd is bereikt die is ingesteld in de instellingen “Maximale egalisatieduur”.

Maximale egalisatieduur

Deze instelling stelt de maximale tijdsduur in van de egalisatiefase.

Handmatige egalisatie

Gebruik dit om een “eenmalige” egalisatie uit te voeren. Zodra de “Nu starten”-knop is ingedrukt, zal een egalisatiecyclus van een uur uitgevoerd worden. De egalisatiefase kan handmatig worden gestopt.

Staartstroom

Deze instelling stelt de huidige drempelwaarde in om de absorptiefase te beëindigen voordat de maximale absorptietijd is bereikt. Als de laadstroom gedurende een minuut onder de ingestelde staartstroom zakt, wordt de absorptiefase beëindigd en begint de druppel-fase. Deze instelling kan worden uitgeschakeld door deze op nul in te stellen.

Temperatuurcompensatie

Deze instelling stelt de temperatuurcompensatiecoëfficiënt in die nodig is voor temperatuur gecompenseerd laden.

Veel accu types hebben een lagere laadspanning nodig bij warme bedrijfsomstandigheden en een hogere laadspanning bij koude bedrijfsomstandigheden. De geconfigureerde coëfficiënt is ingesteld op mV per graad Celsius voor de hele accubank, niet per cel. De basistemperatuur voor de compensatie is 25 °C (77 °F).

De onderstaande grafiek geeft het gedrag van de absorptie- en druppel-spanningen bij verschillende temperaturen weer. De grafiek toont de temperatuurcompensatie voor een 12 V-systeem en gebruikt een -16 mV / °C temperatuurcompensatiecoëfficiënt. Voor een 24 V-systeem vermenigvuldig de spanningen met 2 .

VC_Temp_compensation.png

Temperatuurgecompenseerde laadgrafiek

Standaard gebruikt de SUN-omvormer zijn interne temperatuur voor accutemperatuurgecompenseerd laden. Er wordt 's ochtends een interne temperatuurmeting gedaan en vervolgens weer wanneer de SUN-omvormer minimaal een uur inactief is geweest, bijvoorbeeld wanneer de lader niet actief een accu oplaadt of een belasting heeft.

Wanneer de SUN-omvormer deel uitmaakt van een VE.Smart-netwerk en een accu temperatuurmeting ontvangt van een Smart Battery Sense of een accumonitor met een temperatuursensor, wordt de werkelijke accutemperatuur gedurende de dag gebruikt voor temperatuurgecompenseerd opladen.

Loskoppeling bij lage temperatuur

Deze instelling wordt gebruikt om schade aan een lithiumaccu te voorkomen door opladen bij lage temperaturen uit te schakelen.

Waarschuwing

De “Uitschakeling bij lage temperatuur”-functie is alleen actief wanneer een temperatuursensor is aangesloten. Raadpleeg hoofdstuk Temperatuursensor voor meer informatie.

De instelling “loskoppeling bij lage temperatuur” is standaard uitgeschakeld. Wanneer ingeschakeld kan de lage loskoppel temperatuur worden ingesteld. De standaard temperatuur is 5 °C, dit is een geschikte temperatuur instelling voor lithiumijzerfosfaat (LFP) accu's. Controleer echter altijd met de lithiumaccu leverancier waarop deze instellingen ingesteld zou moeten worden.

Het mechanisme “loskoppeling bij lage temperatuur” zal het laden van de accu stoppen wanneer de temperatuur gezakt is beneden de instelling voor lage temperatuur loskoppeling. Accu laden zal hervat worden wanneer de temperatuur 0,5 °C boven de lage temperatuur loskoppeling instelling gestegen is.

Houd er rekening mee dat de instelling “loskoppeling bij lage temperatuur” niet nodig is voor Victron Lithium Smart-accu's of voor Victron Super Pack-accu's met serienummer HQ2040 en hoger. Deze instelling is alleen nodig voor lithium-accu's die het opladen niet kunnen blokkeren wanneer de temperatuur te laag wordt.

4.5. VE.Smart-netwerk

Smart_networking_6_1.png

Via het VE.Smart-netwerk kunnen verschillende producten die op hetzelfde netwerk zijn aangesloten gegevens delen via Bluetooth. Het VE.Smart-netwerk is speciaal ontworpen voor kleinere systemen waar geen GX-apparaat geïnstalleerd is.

Als dit product deel uitmaakt van een VE.Smart-netwerk, kan het gegevens ontvangen of communiceren met de volgende apparaten:

Raadpleeg de VE.Smart-handleiding op de productpagina van de VictronConnect-app voor de lijst met product compatibiliteit.

Het VE.Smart-netwerk kan worden gebruikt voor:

  • Temperatuurmeting - de gemeten accutemperatuur wordt gebruikt door de laders in het netwerk voor temperatuur gecompenseerd laden en in het geval van een lithium accu voor het uitschakelen bij lage temperatuur.

  • Accuspanningsdetectie - het gemeten accuspanning wordt door de laders in het netwerk gebruikt om het laadspanning te compenseren mocht er een spanningsval over de accukabels zijn.

  • Stroomdetectie - De gemeten accustroom wordt gebruikt door de lader, zodat deze de exacte staartstroom weet waarop de absorptiefase moet eindigen en de druppel (of egalisatie) fase moet beginnen. Voor het meten van de laadstroom worden alle laadstromen van alle laders gecombineerd, of als een accubewaker deel uitmaakt van het netwerk wordt de daadwerkelijke accustroom gebruikt.

  • Gesynchroniseerd laden - Alle laders in het netwerk werken alsof ze één grote lader zijn. Een van de laders in het netwerk krijgt de rol van master toegewezen en de master dicteert het laadalgoritme dat door de andere laders gebruikt wordt. Alle laders volgen hetzelfde laadalgoritme en dezelfde laadfasen. De master wordt willekeurig gekozen (niet door de gebruiker in te stellen), dus het is belangrijk dat alle laders dezelfde instellingen gebruiken. Tijdens gesynchroniseerd laden laadt elke lader op tot zijn eigen maximale laadstroom instelling (het is niet mogelijk om een maximale stroom in te stellen voor het hele netwerk). Raadpleeg voor meer informatie de VE.Smart-handleiding op de productpagina van de VictronConnect-app.

Deze video introduceert de Smart Battery Sense en sommige functies van het VE.Smart-netwerk:

4.5.1. VE.Smart-netwerk instellen

VE.Smart-netwerk ontwerp opmerkingen:

Er kan maar één product in het netwerk zijn dat het accuspanning en / of accutemperatuur doorgeeft. Het is niet mogelijk om een accumonitor samen met een Smart Battery Sense of meerdere van deze apparaten te gebruiken.

Om het netwerk te laten werken, moeten alle netwerkapparaten zich binnen het Bluetooth-bereik bevinden.

Er kunnen maximaal 10 apparaten worden aangesloten op een VE.Smart-netwerk.

Sommige oudere apparaten ondersteunen mogelijk geen VE.Smart-netwerk. Raadpleeg voor meer informatie het hoofdstuk Beperkingen in de handleiding VE.Smart-netwerken.

Het instellen van het netwerk

Stel bij het opzetten van het netwerk eerst de Smart Battery Sense of accumonitor in en voeg vervolgens een of meer zonneladers of AC-laders toe aan het netwerk.

Alle zonneladers en AC-laders moeten dezelfde laadinstellingen hebben. De eenvoudigste manier om dit te doen, is door een vooraf ingesteld accutype of een opgeslagen gebruiker gedefinieerd accutype te gebruiken. Er wordt een waarschuwing # 66 weergegeven als er een verschil is tussen de laadinstellingen van de apparaten.

Om een netwerk in te stellen:

  • Open de VictronConnect-app.

  • Selecteer een van de apparaten die onderdeel moeten worden van het nieuwe VE.Direct-netwerk.

  • Navigeer naar de instellingenpagina door op het tandwielsymbool Setting_cog_symbol_VictronConnect.svg te klikken.

  • Klik op “VE.Smart-netwerken”.

  • Klik op “creëer netwerk”.

  • Geef een naam in voor het nieuwe netwerk.

  • Klik “opslaan”.

  • Wacht op bevestiging dat het netwerk is ingesteld en druk op “OK”.

  • Als er meer apparaten aan dit netwerk moeten worden toegevoegd, ga naar de volgende paragraaf en voeg meerdere apparaten aan het netwerk toe.

Om een ander apparaat aan te sluiten op een bestaand netwerk:

  • Open de VictronConnect-app. Selecteer het apparaat dat deel uit moet gaan maken van een VE.Direct-netwerk.

  • Navigeer naar de instellingenpagina door op het tandwielsymbool Setting_cog_symbol_VictronConnect.svg te klikken.

  • Klik op “VE.Smart-netwerken”.

  • Klik op “voeg toe aan bestaand”.

  • Selecteer het netwerk waarmee het apparaat moet worden verbonden.

  • Wacht op bevestiging dat het netwerk is ingesteld en druk op “OK”.

  • Herhaal bovenstaande stappen indien meer apparaten aan het netwerk toegevoegd moeten worden.

Om een netwerk te verlaten:

  • Open de VictronConnect-app.

  • Selecteer een apparaat dat moet worden verwijderd uit het VE.Direct-netwerk.

  • Navigeer naar de instellingenpagina door op het tandwielsymbool Setting_cog_symbol_VictronConnect.svg te klikken.

  • Klik op “VE.Smart-netwerken”.

  • Klik op “verlaat netwerk”.

Controleer het netwerk

Als het netwerk eenmaal is opgezet, communiceren alle apparaten met elkaar. De actieve LED op elk verbonden apparaten zal nu elke 4 seconden knipperen. Dit is een indicatie dat het apparaat actief communiceert met het netwerk.

Om te controleren of een individueel apparaat communiceert met het netwerk, klikt u in het hoofdscherm naast de zonnewijzer op het VE.Smart-symbool VESmart_network_symbol.svg. Er wordt een pop-upvenster geopend met de verbindingsstatus en de gedeelde parameters.

VE-Smart_networked_device_with_status_pop-up.svg

VE.Smart-netwerk pop-up

Om te controleren of alle apparaten actief communiceren met hetzelfde VE.Smart-netwerk, navigeert u naar de instellingenpagina van een van de netwerkapparaten en klikt u op “VE.Smart-netwerken”. Er wordt een scherm weergegeven met de apparaat parameters die worden gedeeld, en alle andere apparaten die op hetzelfde netwerk zijn aangesloten worden weergegeven.

VE-Smart_multiple_networked_devices.svg

Voorbeeld van een VE.Smart-netwerk

Meer informatie

Raadpleeg voor meer informatie de handleiding VE.Smart-netwerken.

4.6. Firmware-update

De firmware kan worden bijgewerkt in de product instellingen van de omvormer:

  • Navigeer naar de instellingen van de omvormer door rechtsboven op het tandwieltje Setting_cog_symbol_VictronConnect.svg te klikken.

  • Klik rechtsboven op de 3 stippen option-symbol.png.

  • Selecteer “Productinstellingen” in het menu.

  • Het firmware gedeelte toont de firmware-versie en een knop om een firmware-update uit te voeren.

4.7. Instellingen naar standaard terugzetten

De instellingen van de omvormer kunnen op de volgende manier naar de standaard instellingen worden teruggezet:

  • Navigeer naar de instellingen van de omvormer door rechtsboven op het tandwieltje Setting_cog_symbol_VictronConnect.svg te klikken.

  • Klik rechtsboven op de 3 stippen option-symbol.png.

  • Selecteer in het menu “Naar standaard resetten” en de instellingen worden teruggezet naar de standaardinstellingen.