4. Configuratie
4.1. Configureren via de VictronConnect-app
De VictronConnect-app kan worden gebruikt om alle instellingen te wijzigen en om de firmware bij te werken.
De VictronConnect app kan verbinding maken met omvormer via:
Lokaal - via ingebouwde Bluetooth
Lokaal - via USB door gebruik te maken van de VE.Direct naar USB interface aangesloten op de VE.Direct-poort.
Lokaal - via Bluetooth door gebruik te maken van de VE.Direct Bluetooth Smart-dongle aangesloten op de VE.Direct-poort.
Op afstand - via het VRM-portaal en een GX-apparaat. (zie VRM-tabblad in de VictronConnect-apparaatlijst).
Hoe de omvormer verbonden kan worden met de VictronConnect-app:
Open de VictronConnect-app
Verzeker dat omvormer aan staat
Kijk of omvormer verschijnt in de apparaatlijst in het “Lokaal”- of het “VRM”-tabblad.
Klik op de omvormer.
In het geval van een verbinding via Bluetooth: Voer de standaard pincode in: 000000. Na het invoeren van de standaard pincode vraagt VictronConnect om de pincode te wijzigen. Dit is om te voorkomen dat in de toekomst ongeautoriseerde verbindingen gemaakt worden. Het wordt aanbevolen om de pincode te wijzigen bij de eerste installatie. Dit kan gedaan worden in het product info-tabblad.
Om de instellingen van de accubewaker te bekijken en / of te veranderen:
navigeer naar de instellingen pagina door op het tandwielicoon
te klikken aan de rechter bovenkant van het thuisscherm.
Tip
Deze handleiding heeft alleen betrekking op de specifieke items van omvormer. Voor algemene informatie over de VictronConnect-app, zoals hoe deze gebruikt wordt of hoe verbinding gemaakt kan worden, bekijk de VictronConnect-app productpagina en handleiding of scan onderstaande QR-code:
4.2. Accu-instellingen
Accuspanning
De Inverter RS Smartis vastgesteld op 48 V en is alleen beschikbaar voor 48 V-systemen.
Accucapaciteit
Capaciteit van het verbonden accupakket in Ah. Dit wordt gebruikt voor de interne berekening van de laadstatus van de accu.
Max. laadstroom
Hiermee kan de gebruiker een lagere maximale laadstroom instellen.
Laadinstellingen - Accuvoorinstelling
Met de accuvoorinstelling kan het accutype geselecteerd worden, fabrieksinstellingen accepteren of eigen vooraf ingestelde waarden invoeren die worden gebruikt voor het laadalgoritme. De instellingen voor absorptiespanning, absorptietijd, druppellaadspanning, egalisatiespanning en temperatuurcompensatie zijn allemaal geconfigureerd op een vooraf ingestelde waarden - maar kunnen ook door de gebruiker worden gedefinieerd.
Ingebouwde voorinstelling: selectie van de ingebouwde voorinstellingen (normaal, hoog en LiFePO4 2-wire BMS)
Gebruikergedefinieerd: alle parameters kunnen handmatig aangepast worden
Selecteer voorinstelling: selecteer een type uit de VictronConnect accuvoorinstellingen
Maak voorinstelling: Maak een nieuwe accuvoorinstelling in VictronConnect
Bewerk voorinstellingen: bewerk een bestaande accuvoorinstelling in VictronConnect
De door de gebruiker gedefinieerde voorinstellingen worden opgeslagen in de vooraf ingestelde bibliotheek - op deze manier hoeven installateurs niet steeds alle waarden te definiëren als ze een nieuwe installatie configureren.
Door Voorinstellingen bewerken te selecteren of op het scherm Instellingen (met de expertmodus ingeschakeld of niet), kunnen aangepaste parameters als volgt worden ingesteld:
Accuchemie
OPzS/OPzV
Gel/AGM
Lithium (LiFePO4)
Remote Modus
Stel in wat verbonden is met de REMOTE_L en REMOTE_H ingangen op de aansluitingen.
Remote aan/uit: een eenvoudige aan/uit-schakelaar
2-draads BMS: bedrade BMS met "Allow to Charge" en "Allow to Discharge" signalen zoals de SmallBMS. Houd er rekening mee dat als er een 2-draads BMS geselecteerd is, dan start de eenheid niet tot er één verbonden is.
Expert-modus
Deze aan/uit-schakelaar schakelt expert instellingen als de apparatuurl bijzondere vereisten heeft.
BMS geregeld
Dit is alleen zichtbaar als de eenheid remote geregeld wordt door een BMS. Klik op wijzigen/bekijken, dit opent een nieuw menu, zoals verder in dit document beschreven.
Lage SoC-uitschakeling
Uitschakeling door lage laadtoestand, schakel de omvormer uit ingeval de acculaadstatus onder een bepaalde SoC-waarde zakt, en herstart boven een zekere SoC-waarde.
Dynamische uitschakeling
Standaard is uitgeschakeld. Klik om in te schakelen, dit opent een nieuw menu, zoals verder in het document beschreven.
Uitscjhakelenb bij lage accuspanning
Als dynamische loskoppeling ingeschakeld is, wordt deze instelling intern geregeld, het is niet langer in te stellen. Als de accuspanning onder dit niveau zakt, dan schakelt de omvormer uit. Als er geen vermogenbron beschikbaar is zoals PV-vermogen of het lichtnet (bij een Multi RS-variant), dan gaat de eenheid in slaapstand om zoveel mogelijk vermogen te besparen.
Lage accu herstart & alarm
Als de accuspanning onder dit niveau zakt, dan wordt een lage accu-waarschuwing getoond. Als de omvormer uitschakelde vanwege een laag accuspanningsalarm zal de omvormer opnieuw opstarten als de accuspanning boven dit niveau stijgt.
Laaddetectie
Als de omvormer herhaaldelijk uit- en inschakelt vanwege een lage accuspanning, wordt het inschakelniveau verhoogd tot de laaddetectiespanning. Dit zorgt ervoor dat de accu echt laadt voordat de omvormer opnieuw ingeschakeld wordt.
Absorptievermogen
Stel de absorptiespanning in.
Druppellaadspanning
Druppellaadspanning instellen.
Egalisatiespanning
Stel de egalisatiespanning in.
Opslagspanning
Stel de opslagspanning in.
Compensatie re-bulkspanning
Stel de spanningscompensatie in die zal worden gebruikt bij de instelling van de druppeltlaadspanning die de drempel bepaalt waarbij de laadcyclus opnieuw zal opstarten.
Bijv.: Voor een re-bulk spanningscompensatie van 0,4 V en een druppellaadspanning van 54,0 V, is de spanningsdrempel die zal worden gebruikt om de laadcyclus opnieuw op te starten 53,6 V. Met andere woorden, als de accuspanning gedurende één minuut onder 53,6 V daalt, wordt de laadcyclus opnieuw opgestart.
Adaptieve absorptietijd
Selecteer een adaptieve absorptietijd, anders zal een vaste absorptietijd worden gebruikt. Beide worden hieronder nader uitgelegd:
Vaste absorptietijd: Dezelfde absorptielengte wordt elke dag toegepast (als er voldoende zonne-energie is) door gebruik te maken van de maximale absorptietijd. Houd er rekening mee dat deze optie kan leiden tot te veel laden van de accu's, vooral voor lood-zuur accu's en systemen met beperkte dagelijkse ontladingen. Raadpleeg de instructies van de fabrikant van de accu voor de aanbevolen instellingen.Opmerking: Zorg ervoor dat de staartstroominstelling uitgeschakeld is om elke dag dezelfde absorptietijd te hebben. De staartstroom kan de absorptietijd eerder beëindigen als de stroom onder de drempel daalt. Zie de sectie hieronder voor meer informatie over staartstroom instellingen.
Adaptieve absorptietijd: Het laadalgoritme kan een adaptieve absorptietijd gebruiken: het laadalgoritme past zich dan ‘s ochtends automatisch aan de laadstatus aan. De maximale duur van de absorptie periode voor de dag wordt bepaald door de accuspanning zoals gemeten vlak voordat de PV-lader elke ochtend in werking treedt (er worden 12 V-accu’s gebruikt - Spanning van meerdere accu’s 4 voor 48 V):
Accuspanning Vb (@start -up) | Multiplier | Maximale absorptietijden |
---|---|---|
Vb < 11,9 V | x 1 | 06:00 uur |
> 11,9 V Vb < 12,2 V | x 2/3 | 04:00 uur |
> 12,2 V Vb < 12,6 V | x 1/3 | 02:00 uur |
Vb > 12,6 V | x 2/6 | 01:00 uur |
De multiplier wordt toegepast op de maximale absorptietijd wat resulteert in de maximale duur van de door de acculader gebruikte absorptieperiode. De maximale absorptietijden in de laatste kolom van de tabel zijn gebaseerd op de standaardinstellingen voor een maximale absorptietijd van 6 uur.
Maximale absorptietijd (uu:mm)
Absorptietijdslimiet instellen. Alleen beschikbaar bij gebruik van een aangepast laadprofiel.
Voer de tijd in met de notatie hh:mm, waarbij de waarden voor de uren tussen 0 en 12 liggen; en minuten tussen 0 en 59.
Staartstroom
Stel de huidige drempel in die zal worden gebruikt om de absorptiefase te voltooien voordat de maximale absorptietijd verstrijkt. Als de accustroom gedurende één minuut onder de staartstroom komt, dan eindigt de absorptiefase. Deze instelling kan worden uitgeschakeld door deze op nul in te stellen.
Egalisatiestroom percentage
Stel het percentage in van de instelling Max. laadstroom die wordt gebruikt als de egalisatie wordt uitgevoerd.
Automatische egalisatie
Stel de frequentie van de automatische egalisatiefunctie in. Beschikbare opties zijn van 1 tot 250 dagen:
1 = dagelijks
2 = om de dag
...
250 = elke 250 dagen
Egalisatie wordt meestal gebruikt om de cellen in een loodzuuraccu te balanceren en om stratificatie van elektrolyts in natte accu's te voorkomen. Of (automatische) egalisatie noodzakelijk is of niet, hangt af van het type accu's en het gebruik ervan. Raadpleeg de accu leverancier voor richtlijnen.
Als de automatische egalisatiecyclus is gestart, dan past de acculader een egalisatiespanning toe op de accu, zolang het huidige niveau onder de instelling van het gelijkstroompercentage van de bulkstroom blijft.
Duur van de automatische egalisatiecyclus
In het geval van alle VRLA-accu's en sommige natte accu's (algoritme nummer 0, 1, 2 en 3) eindigt de automatische egalisatie als de spanningslimiet (maxV) is bereikt, of na een periode gelijk aan (absorptietijd/8) - afhankelijk van wat het eerst komt.
Voor alle accu's met buisjesplaten (algoritme nummers 4, 5 & 6); en ook voor het door de gebruiker gedefinieerde accutype, zal de automatische egalisatie eindigen na een periode gelijk aan (absorptietijd/2).
Voor lithiumaccu's (algoritme nummer 7) is egalisatie niet beschikbaar.
Als een automatische egalisatiecyclus niet binnen één dag is voltooid, dan wordt deze de volgende dag niet hervat. De volgende egalisatiesessie vindt plaats volgens het interval dat is ingesteld in de optie “Automatische egalisatie”.
Het standaard accutype is een VRLA-accu en elke door de gebruiker gedefinieerde accu zal zich qua egalisatie gedragen als een accu met buisjesplaten.
Egalisatiestopmodus
Stel in hoe de egalisatie zal stoppen. Er zijn twee mogelijkheden: ten eerste als de accuspanning de egalisatiespanning bereikt en de tweede op vaste tijd, waarbij de maximale egalisatieduur wordt gebruikt.
Maximale egalisatieduur
De maximale tijd van de egalisatiefase instellen.
Temperatuurcompensatie
Veel accutypes vereisen een lagere laadspanning in warme bedrijfsomstandigheden en een hogere laadspanning in koude bedrijfsomstandigheden.
Het ingestelde coëfficiënt is inop mV per graad Celsius voor de hele accubank, niet per cel. De basis temperatuur voor de compensatie is 25 °C (77 °F), zoals weergegeven in onderstaande tabel.
Als er een Smart Battery Sense is geïnstalleerd dan zal de werkelijke temperatuur van de accu gedurende de dag worden gebruikt voor compensatie.
Loskoppeling bij lage temperatuur
Deze instelling kan gebruikt worden om het laden bij lage temperaturen uit te schakelen zoals in het geval van Lithiumaccu’s.
Voor LiFePO4-accu's is deze instelling ingesteld op 5 graden Celsius, voor de andere accutypen is deze uitgeschakeld. Bij het aanmaken van een door de gebruiker gedefinieerde accu kan de temperatuurdrempel voor het afsluiten handmatig worden aangepast.
Handmatige egalisatie - Nu starten
Door “Nu starten” te selecteren op “Handmatige egalisatie”, is het mogelijk een Egalisatiecyclus handmatig op te starten. Gebruik de handmatige egalisatieoptie alleen gedurende de absorptie- en druppellaadperioden enals er voldoende zonlicht is, om de acculader in staat te stellen de accu op de juiste wijze te egaliseren. Stroom- en spanningslimieten zijn identiek aan die van de automatische egalisatiefunctie. De duur van de egalisatiecyclus is beperkt tot maximaal 1 uur als deze handmatig wordt geactiveerd. Handmatige egalisatie kan op elk gewenst moment worden gestopt door “Egaliseren stoppen” te selecteren.
4.2.1. Accumonitor
De onderstaande parameters worden alleen gebruikt als de eenheid de laadstatus zelfstandig moet bepalen. Raadpleeg de de BMV-handleiding voor een meer gedetailleerde verklaring van deze waarden. Als een BMV of beheerde accu (BMS) gebruikt wordt, dan gebruikt het de remote laadstatus en het interne mechanisme wordt niet langer gebruikt.
Peukert-exponent
Laadefficiëntiefactor
Ontladingslimiet
Synchroniseer SoC naar 100 %
druk op synchroniseren om de interne laadstatus in te stellen op 100 %
4.2.2. Dynamische uitschakeling
Dit is een submenu beschikbaar in de accu-instellingen.
Dynamische loskoppeling maakt de lage accuspanning bij uitschakelen een functie van de belasting van de accu. Gebruik geen dynamische loskoppeling in een installatie die ook andere belastingen verbonden heeft op dezelfde accu.
Schakel dynamische loskoppeling in: schakelen tussen aan of uit
Spanning ontlaadstroom 2 A: accuspanning.
Spanning ontlaadstroom 100 A: accuspanning.
Spanning ontlaadstroom 280 A: accuspanning.
Spanning ontlaadstroom 800 A: accuspanning.
4.2.3. BMS-regeling
Dit is een submenu beschikbaar in de accu-instellingen. Het wordt alleen zichtbaar als de eenheid remote geregeld wordt door een BMS. Dit submenu is niet aanwezig/ingeschakeld als de 2-draads BMS-ingangen gebruikt worden.
Gebruik de RESET-functie om de eenheid opnieuw in te stellen op autonome werking als de eenheid in een andere installatie gebruikt is. Dit verwijdert de waarschuwingsindicatie #67 - BMS-Verbinding verbroken.
Als de eenheid opnieuw in een installatie geplaatst wordt met een externe bediening BMS, wordt de functie automatisch geactiveerd.
4.3. Omvormerinstellingen
De volgende omvormerinstellingen kunnen worden geconfigureerd:
Instelling | Uitleg | Standaard | Bereik |
---|---|---|---|
Uitgangsspanning | Omvormer AC-uitgangsspanning | 230 V | 210 V tot 245 V |
Uitgangsfrequentie | Omvormer AC-uitgangsfrequentie | 50 Hz | 50 Hz of 60 Hz |
Aarderelais | Wanneer deze instelling is ingeschakeld zal de nul (N) aangesloten worden op de aarde (PE) wanneer de omvormer in werking is. Deze aansluiting wordt verbroken wanneer de omvormer niet in werking is. Wanneer deze instelling is uitgeschakeld zal de nul (N) nooit aangesloten worden op de aarde (PE). | ingeschakeld | ingeschakeld of uitgeschakeld |
4.4. Programmeerbaar relais
Programmeerbaar relais dat ingesteld kan worden voor algemeen alarm, DC te lage spanning of start/stop-functie van een aggregaat. DC -waarde: 4 A tot 35 V DC en 1 A tot 70 V DC
4.5. Aansluiten op AC PV-omvormers
De inverter bevat een ingebouwd AC PV-omvormerdetectiesysteem.Als er een terugkoppeling is van AC PV (een overschot) vanuit de AC-uit-poort, dan past de inverter de AC-uitgangsfrequentie automatisch aan.
Hoewel geen verdere instellingen vereist zijn, is het belangrijk dat de AC PV-omvormer juist ingesteld is om op de frequentieaanpassing te reageren door zijn uitgang te verlagen.
Let op de 1:1-regel van AC PV-omvormer grootte met inverter grootte en het toepassen van de minimale accu groottes. Meer informatie over deze beperkingen zijn beschikbaar in de AC-Koppeling handleiding en het lezen van dit document is vereist bij gebruik van een AC PV-omvormer.
Het frequentie-aanpassingsbereik is niet instelbaar en bevat een ingebouwde veiligheidsmarge.Als de absorptiespanning is bereikt, dan zal de frequentie toenemen. Dus het is nog steeds essentieel een DC PV-component in het systeem te hebben om de accu volledig te laden (bijv. druppel-trap).
Het is wellicht mogelijk om de vermogensreactie op verschillende frequenties op de AC PV-omvormer aan te passen.
De standaard configuratie is getest en werkt betrouwbaar met de Fronius MG50/60 netcodeconfiguratie.
4.6. Parallelle programmering
Omvormers moeten correct geïnstalleerd worden vóór instelling.
Open, om een parallel systeem op te stellen, de eerste eenheid in VictronConnect. Open Instellingen - Systeemmenu.
Let op
AC-uitgangvermogen wordt enkele seconden afgekoppeld bij het wisselen van systeeminstellingsmodi. Zorg ervoor dat het systeem ingesteld is VÓÓR het verbinden van omvormer AC-uitgang met de belastingen.

De fabrieksstandaard-instelling is zelfstandig (een enkelvoudige eenheid).
Wijzig de Systeeminstelling naar ”enkelfase” om een parallel systeem op een enkelvoudige fase te maken.
Om parallel in te stellen voor 3-fasen systemen, selecteer dan "3-fasen". Deze instelling is dezelfde voor een 3-fasen systeem met een enkelvoudige omvormer op elke fase, of meerdere omvormers op elke fase.

Voorkom CAN-netwerk islanding toggle
Dit schakelt de CAN netwerken islanding detectie in en schakelt de instelling 'aantal omvormers in het systeem' in. Standaard is ingeschakeld.
Aantal omvormers in het systeem
Voer het totaal aantal in het systeem gesïnstalleerde eenheden in.
Als het CAN-netwerk verdeeld wordt in segmenten wordt deze instelling gebruikt om het grootste segment te bepalen en het kleinste segment af te sluiten om te voorkomen dat ze op zichzelf niet-gesynchroniseerd verder gaan.
Dit resulteert in een betrouwbaarder systeem dan wanneer het kleinere segment probeert op zichzelf ongesynchroniseerd verder te gaan (hetgeen leidt tot overbelasting of andere minder aangename afsluitproblemen, veroorzaakt voor een ongesynchroniseerde AC-uitgang sinusgolf).
Bij parallelle systemen waar er maar 2 eenheden zijn, helpt het hebben van een extra VE.Can-apparaat, dat door de RS herkend wordt met hetzelfde System instance, bij het bepalen welk islanded systeem zal opstarten. Dit extra VE.Can-apparaat kan GX-apparaat, Lynx BMS of een andere DC-gekoppelde VE.Can MPPT-lader zijn.
In dit geval kan een enkelvoudige omvormer nog steeds starten wanneer de andere niet communiceert, zolang 'Voorkom CAN-netwerk islanding' uitgeschakeld is.
Minimaal aantal omvormers om te starten
Minimaal aantal omvormers dat per fase aanwezig moet zijn bij het starten van het systeem.
Dit wordt ingesteld door de installateur om ervoor te zorgen dat er voldoende eenheden zijn om de verwachte systeembelastingvoeding onmiddellijk op te starten.
Er kan alles vereist worden of alles min één (om nog steeds een systeemherstart toe te laten wanneer een enkelvoudige eenheid offline is), of slechts 1 voor maximale redundantie, ervan uitgaande dat er geen grote opstartbelastingen zijn.
Als het systeem start, stopt het niet wanneer het aantal operationele omvormers per fase onder deze instelling zakt (zolang de resterende omvormers niet overbelastworden en de belasting kunnen blijven voeden).
Wanneer de instelling 'Voorkom CAN-netwerk islanding' ingeschakeld is, blijft het systeem online tot het aantal omvormers onder de waarde 'aantal omvormers in het systeem' valt gedeeld door 2 + 1 (hetgeen de drempel voor de CAN-netwerk island bescherming is).
Wanneer de instelling 'Voorkom CAN-netwerk islanding' uitgeschakeld is, dan sluit het systeem niet automatisch, zelfs wanneer alleen een enkelvoudige omvormer per fase online blijft.
Voor meer details over overmaat en de implicaties van ”Verdergaan met een ontbrekende fase”-instelling - raadpleeg het hoofdstuk 3-fasenprogrammering.
System Instance
Eenheden met hetzelfde instance-nummer werken samen op de AC-kant.
Het wijzigen van de System instance-instelling laat meerdere groepen omvormers toe op dezelfde VE.Can bus te zijn, maar niet gesynchroniseerd en gesegmenteerd in verschillende AC-uitgangen, zonder storing.
Ga verder met dezelfde programmeringsinstellingen op resterende eenheden.
Opmerking
Deze systeeminstellingen moeten individueel geprogrammeerd worden en correct ingesteld worden op alle verbonden omvormers voor gesynchroniseerde werking.
Opmerking over redundantie en voortdurende uitgang tijdens firmware-updates
Het AC-synchronisatiemechanisme, gebruikt voor parallel en 3-fasen heeft een ingebouwde 'protocol'-versie.
Eenheden kunnen samenwerken, zelfs met verschillende firmwareversies, zolang ze maar dezelfde protocolversie draaien.
Dit laat voortdurende ononderbroken voeding toe, zelfs bij het bijwerken van firmware, daar de eenheden individueel één voor één updaten, terwijl andere blijven synchroniseren en de stabiele AC-uitgang leveren.
Wanneer Victron het 'protocol' versienummer moet wijzigen, wordt het duidelijk genoteerd in het firmware wijzigen-logboek. Lees dit steeds vóór het updaten.
Wanneer er meerdere protocolversies draaien op dezelfde VE.Can bus geven alle eenheden foutmelding #71 aan tenzij ze allemaal bijgewerkt werden naar dezelde versie.
Opmerking
Capaciteit wordt tijdens firmware-updaten verminderd daar eenheden individueel uitgeschakeld en herstart worden om hun firmware te updaten.
Er is een extra instelling voor 3-fasen systemen die regelt of de andere twee fasen stoppen wanneer één van de fasen offline is. Raadpleeg 3-fasen programmering voor meer informatie.
4.7. 3-fasen programmering
Om een 3-fasensysteem in te stellen, moeten ze correct ingesteld worden.
Het instellen van een systeem voor 3-fasen of enkelfase wordt uitgevoerd in VictronConnect in het Systeemmenu.
Let op
AC-uitgangvermogen wordt enkele seconden afgekoppeld bij het wisselen van systeeminstellingsmodi. Zorg ervoor dat het systeem ingesteld is VÓÓR het verbinden van omvormer AC-uitgang met de belastingen.
Verbind met de eerste eenheid in VictronConnect, wijzig de systeeminstelling naar 3-fasen en selecteer dan de correcte fase voor die eenheid (L1 of L2 of L3)

Dit moet voor elke eenheid individueel gedaan worden.
Het wordt aanbevolen om de voorkant van elk apparaat te labelen en het een aangepaste naam te geven in VictronConnect die overeenkomt met het fysieke label.

[en] Prevent CAN network islanding toggle
[en] If three RS units are configured in three phase, each individual unit will only continue to work if it sees at least one other unit. This feature is relevant in combination with the "Continue with missing phase" feature.
[en] Number of inverters in the system
[en] Enter the total number of RS units installed in the system. This should be set to 3 for a 3 phase RS system.
[en] In case a CAN connection is broken between two units the network is split into segments, this setting is used to determine the largest and shut down the smaller segment to prevent them from continuing on their own unsynchronised.
[en] Note that setting the option "Continue with missing phase" to disabled overrules this behavior in such a way that it always ensures that all three phases must be powered at all times, so a broken CAN connection in a 3 phase setup will shut down all units.
[en] Minimum number of inverters to start
[en] Minimum number of inverters that must be present per phase when starting the system.
[en] If this is set to 0, and "Continue with missing phase” option is enabled, then the system will start even if there is only a single inverter available (in a 3 phase system).
[en] Setting this to 1 means that all 3 units in a 3 phase RS system must be present to start. If the “Continue with missing phase” option is also enabled, once the system is operational it will not shutdown if the number of inverters operational per phase drops below this figure (as long as the remaining inverters can power the load).
Opmerking
[en] These System settings must be programmed individually, and set correctly on all connected inverters for synchronised operation.
[en] Continue with Missing Phase
[en] It is possible to configure the system so that if one unit is offline (for example due to it being physically switched off or a firmware update), the other units can continue to operate and provide AC output power to their respective phases.
[en] By default, the 'continue with missing phase' is disabled. Switching one unit off with the physical switch will make that unit switch off. If the unit is one of three units that are in three phase, then the others will also turn off as well.
[en] If configured with 'Continue with missing phase' enabled, and minimum number of units is sufficient, then output to the other phases will continue even though its down to less phases than configured.
[en] The 'Continue with missing phase' configuration option SHOULD NOT be enabled if there are specific three phase loads connected that require all three synchronised phases to operate (such as a three phase electric motor).
[en] In that situation maintain the default 'disabled' setting for "Continue with missing phase".
Waarschuwing
[en] Attempting to run a three phase load with only two phases operating could result in damage to your appliance.
Waarschuwing
[en] If you have configured the system to continue to operate with a missing phase, and there is an issue with the VE.Can communications between the units (such as the wire being damaged), then the units will continue to operate, but will not be synchronising their output wave forms.
[en] Note on redundancy and continuous output during firmware updates
[en] It is possible for a three phase system to be firmware updated without losing power on the AC output of the other phases. However to maintain this AC output stability on all 3 phases in a 3 phase system, there must be at least 2 units on each phase.
[en] If there is no requirement for 3 phase loads, then individual phases can power down and restart without affecting the inverters on other phases if Continue with missing phase is enabled, or there are other parallel units.
[en] The AC synchronisation mechanism used for 3 phase has a 'protocol' version embedded.
[en] Units can work together even with different firmware versions, as long as they are running the same protocol version.
[en] This allows for continuous uninterrupted supply even when updating firmware, as the units will individually update one at a time, while others continue to synchronise and provide the stable AC output.
[en] If Victron needs to change the 'protocol' version number, it will be clearly noted in the firmware change log. Always read this before updating.
[en] In the event that there are multiple protocol versions running on the same VE.Can bus, all units will indicate error #71 until they are all updated to the same version.
[en] System Instance
[en] Units with the same instance number work together on the AC side.
[en] Changing the System instance setting allows multiple groups of Inverters to be on the same VE.Can bus, but not synchronised, and segmented into different AC outputs, without interference.
[en] Continue with the same programming settings on the rest of the units.
Voorbeeld
Als 3-fasen redundantie vereist is, ervoor zorgend dat een enkelvoudige eenheid per fase zou kunnen uitvallen, terwijl in een voortdurende 3-fasen voeding voorzien wordt (en niet slechts 2 van 3 fasen).
Aantal omvormers in het systeem zou ingesteld worden op 9. Dat is 3 omvormers per fase x 3 fases = 9 omvormers in totaal in het systeem.
Het instellen van het 'minimum aantal omvormers om te starten' hangt ervan af of de opstartbelastingen van het systeem geleverd kunnen worden door 1 of 2 eenheden. In dit voorbeeld kunnen ze aan 1 eenheid per fase geleverd worden, dus deze instelling is 1. De grotere belastingen die de extra parallelle eenheden vereisen worden manueel aangedreven.
Als 3-fasen redundantie vereist is, ervoor zorgend dat een enkelvoudige eenheid per fase zou kunnen uitvallen, terwijl in een voortdurende 3-fasen voeding voorzien wordt (en niet slecht 2 van 3 fasen).
De 'verdergaan met ontbrekende fase'-instelling zou uitgeschakeld zijn. Dit vereist dat 2 eenheden op dezelfde fase, of 4 eenheden op verschillende fases falen voordat alle omvormers op alle fases hun AC-uitgang uitschakelen tot het minimum aantal eenheden terugkeren.