2. Installatie
2.1. [en] Cerbo GX Overview of connections

2.2. Voeding
Het apparaat wordt gevoed met behulp van de Power in V+-stekker. Het ondersteunt 8 tot 70 V DC. Het apparaat zal zichzelf niet voeden via een van de andere verbindingen (bijvoorbeeld het elektriciteitsnet). De meegeleverde DC-kabel bevat een geïntegreerde 3,15 A trage zekering.
Wanneer de DC-spanning 60 V overschrijdt, wordt de Cerbo GX geclassificeerd als een ”ingebouwd product”. Installatie moet op zo'n manier gebeuren dat de gebruiker de aansluitingen niet kan aanraken.
Wanneer de Cerbo GX wordt gebruikt in installaties met een VE.Bus BMS, sluit u de Power in V+ aan op de Cerbo GX-aansluitklem met het label “Load disconnect (belastingsontkoppeling)” op de VE.Bus BMS. Sluit beide nulkabels aan op de minpool van een gemeenschappelijke accu.
Een waarschuwingswoord met betrekking tot het voeden vanuit de AC-uitgangsklem van een VE.Bus-omvormer, Multi of Quattro:
Als u de Cerbo GX voedt vanuit een AC-adapter aangesloten op de AC-uitgangspoort van een VE.Bus-product (Omvormer, Multi of Quattro), dan zal er een impasse optreden nadat de VE.Bus-producten om welke reden dan ook worden uitgeschakeld (na een operationele fout of tijdens een black start). De VE.Bus-apparaten zullen niet opstarten totdat de Cerbo GX van stroom wordt voorzien, de Cerbo GXzal echter ook niet opstarten totdat het van stroom wordt voorzien. Deze impasse kan worden verholpen door de VE.Bus-kabel van de Cerbo GX kort los te koppelen. U zult zien dat de VE.Bus-producten dan onmiddellijk beginnen met opstarten.
Of u kunt de RJ45-bekabeling wijzigen. Zie FAQ Q20 voor meer informatie hierover.
Merk op dat met of zonder wijziging het voeden van het monitormateriaal met de AC-uitgang van een omvormer/acculader (natuurlijk) het nadeel heeft dat alle monitoren uitgeschakeld wordt wanneer er een probleem is dat ervoor zorgt dat de omvormer/lader afgesloten wordt. Voorbeelden zijn omvormer-overbelasting, hoge temperatuur of lage accuspanning. Het wordt daarom aanbevolen het GX-toestel via de accu te voeden.
Isolatie
Omdat de Cerbo GX is verbonden met veel verschillende producten, is het belangrijk om voor te zorgen voor de juiste isolatie om aardlussen te voorkomen. Bij 99 % van de installaties zal dit geen probleem zijn.
De VE.Bus-poorten zijn geïsoleerd
De VE.Direct-poorten zijn geïsoleerd
De VE.Can-poorten zijn niet geïsoleerd
De USB-poorten zijn niet geïsoleerd. Het aansluiten van een Wi-Fi-dongle of gps-dongle zal geen problemen veroorzaken, omdat deze niet worden aangesloten op een andere voeding. Hoewel er een aardlus zal optreden wanneer u een afzonderlijk aangedreven USB-hub monteert, heeft dit tijdens uitgebreide tests geen problemen veroorzaakt.
De ethernet-poort is geïsoleerd, met uitzondering van de afscherming: gebruik niet-afgeschermde UTP-kabels voor het ethernet-netwerk
Uitbreiding van USB-poorten met behulp van een USB-hub met eigen voeding
Hoewel het aantal USB-poorten kan worden uitgebreid met behulp van een hub, is er een limiet aan de hoeveelheid stroom die de ingebouwde USB-poort kan leveren. Wanneer u het aantal USB-poorten uitbreidt, raden wij u aan altijd USB-hubs met een eigen voeding te gebruiken. En om de kans op problemen te minimaliseren, dient u USB-hubs van goede kwaliteit gebruiken. Aangezien Victron ook een VE.Direct-naar-USB-adapter biedt, kunt u deze set gebruiken om het aantal VE.Direct-apparaten dat u op uw systeem kunt aansluiten te verhogen. Zie dit document voor het maximale aantal apparaten dat kan worden aangesloten op de verschillende GX-apparaten.
2.3. Montagemogelijkheden en accessoires
2.4. Victron-producten aansluiten
2.4.1. Multi's/Quattro's/Omvormers (VE.Bus-producten)
Om dit document kort te houden verwijzen we met de term VE.Bus-producten naar alle Multi's, Quattro's en omvormers.
De vroegste versies van de VE.Bus-apparaten die kunnen worden aangesloten op de Cerbo GX zijn 19xx111 of 20xx111, beide uitgebracht in 2007. VE.Bus-firmware 26xxxxx en 27xxxxx worden ook ondersteund, maar 18xxxxx niet.
Houd er rekening mee dat het voor Multi's, Quattro's en EasySolars niet mogelijk is om de externe Aan/Uit (header op de controle print van de VE.Bus) te gebruiken in combinatie met een Cerbo GX. Er moet een draadverbinding zijn tussen de linker en middelste aansluitklem, zoals het product is verzonden vanuit de fabriek. Als een bedrade schakelaar vereist is voor het uitschakelen van het systeem, gebruik dan de Assistent veiligheidsschakelaar.
Deze beperking geldt niet voor de volgende generatie van VE.Bus-omvormers /acculaders: wanneer een MultiPlus-II, Quattro-II of EasySolar-II wordt gebruikt, *kan* de externe aan/uit-aansluitklemheader gebruikt worden in combinatie met Cerbo GX.
Individuele VE.Bus-producten
Om een individueel VE.Bus-product aan te sluiten, sluit het aan op een van de VE.Bus-contacten aan de achterkant van de Cerbo GX. Beide contacten zijn identiek en kunnen allebei gebruikt worden. Gebruik een standaard RJ45 UTP-kabel, zie onze prijslijst.
Parallelle, split- en driefasige VE.Bus-systemen
Om meerdere VE.Bus-producten, geconfigureerd als een parallel, gesplitste fase of driefasig VE.Bus-systeem, aan te sluiten, sluit dan het eerste of het laatste VE.Bus-product in de keten aan op een van de VE.Bus-aansluitingen aan de achterkant van de Cerbo GX. Gebruik een standaard RJ45 UTP-kabel, zie onze prijslijst.
VE.Bus-systemen met lithium-accu”s en een VE.Bus BMS
Sluit de Cerbo GX aan op het contact met het etiket “MultiPlus/Quattro”, of op een van de Multi's/Quattro's in het systeem. Sluit het niet aan op het contact voor het paneel voor bediening op afstand op de VE.Bus BMS.
Houd er rekening mee dat het niet mogelijk is om de Aan/Uit/Acculader-schakelaar te bedienen. Deze optie wordt automatisch uitgeschakeld in het Cerbo GX-menu wanneer een VE.Bus BMS wordt gebruikt. De enige manier om een Multi of Quattro te bedienen in het geval dat er een VE.Bus BMS wordt gebruikt, is door een Digital Multi Control aan het systeem toe te voegen. Het is mogelijk om een ingangsstroomlimiet in te stellen voor systemen met een VE.Bus BMS.
Het is mogelijk de MultiPlus/Quattro met een VE.Bus BMS en een Digital Multi Control te combineren. Sluit de Digital Multi Control eenvoudig aan op het RJ-45-contact op de VE.Bus BMS met het etiket paneel voor bediening op afstand
Zorg ervoor dat de Cerbo GX wordt gevoed via de VE.Bus BMS om het automatisch uitschakelen mogelijk te maken voor de Cerbo GX in het geval van een lege accu: sluit dePower in V+ aan op de Cerbo GX om de belasting los te koppelen van de VE.Bus-BMS. Sluit beide nulkabels aan op de minpool van een gemeenschappelijke accu.
De Cerbo GX combineren met een Digital Multi Control
Het is mogelijk om zowel een Cerbo GX als een Digital Multi Control aan te sluiten op een VE.Bus-systeem. De mogelijkheid om het product aan of uit te schakelen of in te stellen op alleen laden via de Cerbo GX zal worden uitgeschakeld. Hetzelfde geldt voor het ingangsstroomlimiet: Wanneer er een Digital Multi Control in het systeem aanwezig is, zal het ingangsstroomlimiet dat is ingesteld op dat bedieningspaneel de master-instelling zijn, en het veranderen hiervan op de Cerbo GX zal dan niet mogelijk zijn.
Het aansluiten van meerdere VE.Bus-systemen op een enkele Cerbo GX
Er kan slechts één VE.Bus systeem worden aangesloten op de VE.Bus-poorten aan de achterzijde van de Cerbo GX. De professionele manier om meer systemen te monitoren is door een tweede Cerbo GX toe te voegen Cerbo GX
Alser meer dan één systeem op dezelfde Cerbo GX aangesloten moet worden, gebruik dan een MK3-USB. De functionaliteit zal beperkt zijn:
Alleen het systeem dat is aangesloten op de ingebouwde VE.Bus-poorten wordt gebruikt om de gegevens op de overzichtspagina's te genereren.
Alle aangesloten systemen zullen zichtbaar zijn op de lijst met apparaten
Alle aangesloten systemen worden in aanmerking genomen voor de berekening van het energieverbruik en de distributie (kWh grafieken op de VRM)
Alleen het systeem dat is aangesloten op de ingebouwde VE.Bus-poorten wordt gebruikt voor de start/stop-logica van het aggregaat
In het geval van een ESS-systeem wordt alleen het systeem gebruikt dat is aangesloten op de ingebouwde VE.Bus-poorten in de ESS-mechanismen. De andere wordt alleen in de apparatenlijst weergegeven.
In plaats daarvan kan de VE.Bus-naar-VE.Can-interface (ASS030520105) gebruikt worden. Voeg er één toe voor elk extra systeem. We adviseren dit niet; deze interface is een verouderd product. Zorg ervoor dat het VE.Can-netwerk is geïsoleerd en gevoed. Voor het voeden van het VE.Can netwerk, zie Q17 in onze datacommunicatie witpapier.
Extra functies geleverd door een GX-apparaat aan VE.Bus-producten.
Een met het internet verbonden GX-apparaat maakt configuratie op afstand mogelijk via het VRM-portaal. Lees de Handleiding externe VE-configuratie voor meer informatie, de systeemvereisten en de specifieke stappen die nodig zijn om toegang te krijgen tot deze functie.
2.4.2. De accumonitor SmartShunt, BMV-700-serie; en MPPT's met een VE.Direct-poort
De directe aansluiting via een VE.Direct-kabel is beperkt tot het aantal VE.Direct-poorten op het apparaat (bekijk het Overzicht van aansluitingen). Er zijn twee soorten VE.Direct-kabels beschikbaar:
Rechte VE.Direct-kabels, ASS030530xxx
VE.Direct-kabels met een schuine stekker aan één uiteinde. Deze zijn ontworpen om de vereiste diepte achter een paneel te minimaliseren, ASS030531xxx
VE.Direct-kabels hebben een maximale lengte van 10 meter. Het is niet mogelijk om ze te verlengen. Als langere kabels nodig zijn, gebruik dan een VE.Direct-naar-USB-adapter met een actieve USB-verlengingskabel.
Het is ook mogelijk om de VE.Direct-naar-VE.Can interface te gebruiken, maar houd er rekening mee dat dit alleen werkt voor de BMV-700 en BMV-702. Het is niet bedoeld voor de BMV-712, MPPT-zonneladers of omvormers met een VE.Direct-poort. Lees de volgende paragraaf voor meer informatie over die VE.Can-interface.
Meer VE.Direct-apparaten aansluiten op de Cerbo GX dan het aantal beschikbare VE.Direct-poorten
Merkt als eerste op dat het maximale aantal VE.Direct-apparaten dat aangesloten kan worden afhankelijk is van het GX-apparaat en beperkt is door het CPU-vermogen. Het kan ook verlaagd worden voor zeer complexe systemen, zoals vele AC PV-omvormers of gesynchroniseerde omvormer laders, etc. Laat dus altijd wat extra ruimte over in het ontwerp. Hoe ze aangesloten worden, dus direct, via USB of hub verandert dit maximum niet. Zie hier voor de maximale limiet op de GX-apparaten.
Voor de Cerbo GX is deze limiet 15.
Dan zijn dit de opties over hoe meer VE.Direct-producten te verbinden dan beschikbare VE.Direct-poorten:
Optie 1: Gebruik de VE.Direct-naar-USB-interface. De Cerbo GX is voorzien van ingebouwde USB-poorten (bekijk het Overzicht van aansluitingen). Gebruik een USB-hub wanneer extra USB-poorten nodig zijn.
Optie 2: (Enkel!) de BMV-700 en BMV-702 kan ook verbonden worden via de VE.Direct tot VE.Can-interface. Merk op dat de BMV-712, MPPT's en VE.Direct-omvormers niet verbonden kunnen worden via deze CAN-bus interface daar het hun gegevens niet vertaalt in CAN-bus berichten. Als de VE.Direct-naar-VE.Can-interface gebruikt wordt, moet ervoor gezorgd worden dat het VE.Can-netwerk wordt geïsoleerd en ook van stroom wordt voorzien. Zie voor stroomvoorziening van het VE.Can-netwerk Q17 ons witboek over gegevenscommunicatie. Merk ten laatste op dat deze canbus interface verouderd is.
Bewakingmodus DC-belasting
Als de SmartShunt of BMV-712 gebruikt wordt voor het bewaken van afzonderlijke DC-circuits, in plaats van als een accubewaker voor het hele systeem, dan kan in VictronConnect de instelling van bewakingmodus naar DC-energiemeter omgeschakeld worden.
Als DC-energiemeter geselecteerd is, kunnen de volgende typen geslecteerd worden (ook in VictronConnect);
Zonnelader, windlader, asaggregat, dynamo, brandstofcel, wateraggregat, DC/DC-lader, AC-lader, generieke bron, generieke belasting, elektrische aandrijving, koelkast, waterpomp, lenspomp, DC-systeem, omvormer, boiler
Eenmaal aangesloten op een GX-apparaat, worden het type, de ampères en het vermogen van de DC–belasting weergegeven in de gebruikersinterfaces en in het VRM-portaal.
Wanneer het geconfigureerd is als het “DC-systeem”-type, dan doet de GX meer dan alleen opnemen en visualiseren:
het vermogen dat wordt weergegeven in de box van het DC-systeem is de som van het vermogen gerapporteerd door alle SmartShunts die zodanig geconfigureerd zijn. Het toestaan van meerdere meters wordt gedaan om bijvoorbeeld een catamaran te tegemoet te komen, zodat de DC-systemen aan bakboord- en stuurboordzijde gemeten kunen worden.
de DC-systeemstroom wordt gecompenseerd wanneer de DVCC-laadstroomlimieten voor Multi's, Quattro's en zonnelader ingesteld worden. Wanneer bijvoorbeeld een belasting van 50 A wordt gemeten, en de CCL door de accu 25 A is, dan is de limiet die aan de Multi's en zonneladers gegeven wordt 75 A. Een verbetering voor systemen met aanzienlijke gelijkstroombelasting, zoals jachten, touringcars en campers.
Opmerkingen en beperkingen: (A) deze functie is beschikbaar voor SmartShunts en BMV-712. Niet voor BMV-700 of BMV-702.
(B) Het instellen van de metermodus gebeurt via VictronConnect, in de BMV/SmartShunt zelf.
(C) Deze nieuwe typen worden niet door de NMEA2000-out-functie ondersteund. Wanneer bijvoorbeeld een SmartShunt gebruikt wordt om de uitvoer van een alternator te meten, dan zijn die gegevens niet beschikbaar in NMEA2000.
Opmerkingen over vroegere VE.Direct-MPPT's
Een MPPT 70/15 dient jaar/week 1308 of later te zijn. De eerdere 70/15's zijn niet compatibel met de Cerbo GX, en helaas zal het upgraden van de MPPT-firmware niet helpen. Om het jaar-/weeknummer van het model te vinden, kan het serienummer op een etiket op de achterzijde van het product gevonden worden. Het nummer HQ1309DER4F betekent bijvoorbeeld 2013, week 09.
2.4.3. VE.Can-apparaten
Gebruik een standaard RJ45 UTP-kabel om een product met een VE.Can-poort aan te sluiten. (Verkrijgbaar met rechte en elleboog-aansluitstukken)
Vergeet niet om het VE.Can-netwerk aan beide uiteinden af te sluiten met behulp van een VE.Can-afsluiting. Bij elk VE.Can-product wordt een zakje met twee afsluiters geleverd. Ze zijn ook apart verkrijgbaar.
Andere opmerkingen:
Om te werken met de Cerbo GX is het nodig dat de MPPT 150/70 firmware v2.00 of nieuwer heeft.
Een Skylla-i-bedieningspaneel kan gecombineerd woorden met een Cerbo GX.
Een Ion-bedieningspaneel kan gecombineerd worden met een Cerbo GX.
Alle VE.Can-apparaten voeden het VE.Can-netwerk. Het is dus niet nodig om, onder deze omstandigheden, het VE.Can-netwerk apart van stroom te voorzien. Geen van de protocol-omzetters, zoals de VE.Bus-naar-VE.Can-interface; en de BMV-naar-VE.Can-interface, voeden het VE.Can-netwerk.
De volgende producten ondersteunen ook VictronConnect-Remote Monitoring en configuratie:
[en] Lynx Shunt VE.Can and Lynx Smart BMS
[en] Multi RS, Inverter RS and MPPT RS
[en] Skylla-i and Skylla-IP44/-IP65 (requires firmware v1.11)
[en] all VE.Can solar chargers except the very old (big rectangular case with display) BlueSolar MPPT VE.Can 150/70 and 150/85
2.4.4. VE.Can- en BMS-Can-interfaces
De Cerbo GX heeft twee CAN-bus-interfaces. Ze zijn onafhankelijk van een gegevens- en verbonden apparaatperspectief. Ze zijn niet elektrisch geïsoleerd. De ene is gelabeld als VE.Can, de andere heeft het label BMS-Can, met een printscherm aan de bovenkant, staande voor het apparaat. Deze komen elk overeen met de “VE.Can port” en de “BMS-Can” die worden vermeld in het dienstenmenu van de GX-software.
Standaard instelling: VE.Can is ingesteld op 250 kbit/s & BMS-Can is ingesteld op 500 kbit/s
VE.Can is bedoeld om te worden gebruikt voor de Victron (en Victron compatibele) VE.Can-producten, zoals de VE.Can MPPT's en de VE.Can Lynx Shunt. Deze VE.Can 250 kbit/s-apparaten kunnen aan elkaar gekoppeld worden met deze bus. De VE.Can-bus moet aan beide uiteinden afgesloten worden met de meegeleverde VE.Can-afsluiters.
BMS-Can is bedoeld om te worden gebruikt met compatibele beheerde accusystemen, zoals Pylontech, BYD, Freedomwon en nog veel meer. Deze moeten worden aangesloten aan het Victron einde (op de Cerbo GX) met de meegeleverde aansluitklem (dezelfde als gebruikt met VE.Can). Het kan wel of niet nodig zijn om af te aan te sluiten aan de kant van de beheerde accu, BMS of BMU - dit wordt beschreven in de specifieke instructies voor de beheerde accu die wordt ondersteund door Victron. Sommige accu's sluiten automatisch aan.
VE.Can en BMS-Can niet op dezelfde bus aangesloten worden. Als beide gebruikt worden, hebben ze een GX-apparaat nodig met twee aparte bussen, beide met 2 RJ45-poorten - 4 CAN-bus-poorten in totaal.
BMS-Can-poorten kunnen niet op andere waarden dan 500 kbit/s ingesteld worden of uitgeschakeld worden.
De VE.Can-poort kan ingesteld worden op 250 kbit/s of 500 kbit/s (of een van de andere CAN-bus-snelheden voor andere CAN-bus-toepassingen).
Andere soorten accu's en BMS’s claimen wellicht compatibiliteit met BMS-Can, of VE.Can, maar als ze niet op de compatibiliteitslijst van accu's staan dan zijn ze niet getest en is er niet bevestigd dat ze werken met Victron.
Een andere mogelijke verwarring is dat er een aantal BMS-producten op de markt zijn die een CAN-bus BMS-profiel gebruiken met 250 kbit/s.
Deze kunnen alleen worden aangesloten op de VE.Can-poort en moeten ook worden ingesteld in overeenstemming met het volgende (VE.Can & CAN-bus BMS (250 kbit/s)) in het servicemenu voor de VE.Can-poort.
Deze BMS'en kunnen worden aangesloten op dezelfde seriegeschakelde kabels als die van andere Victron VE.Can-apparaten.
2.4.5. Omvormer RS en Multi RS
De Omvormer RS, Omvormer RS Solar en Multi RS hebben zowel een VE.Direct als VE.Can-interface. Voor deze specifieke producten is het alleen mogelijk om een GX-apparaat aan te sluiten via de VE.Can-interface. Het is niet mogelijk om een GX-apparaat aan te sluiten via de VE.Direct-interface.
De VE.Direct-interface op deze specifieke producten wordt alleen gebruikt voor aansluiting van een VE.Direct op een USB-adapter om te programmeren, of op een GlobalLink 520.
Deze beperking geldt niet voor de MPPT RS die kan worden aangesloten op een GX-apparaat via VE.Direct of VE.Can
2.4.6. BMV-600 serie
Sluit de BMV-600 aan met behulp van de VE.Direct-naar-BMV-60xS-kabel. (ASS0305322xx)
2.4.7. DC Link-contactdoos
Sluit de DC Link-contactdoos aan met behulp van de meegeleverde RJ-12-kabel. Sluit vervolgens de BMV-700 aan op de Cerbo GX - zie BMV-700 aansluiten voor meer instructies.
2.4.8. VE.Can Resistive Tank Sender-adapter
Zie de pagina en handleiding op onze website voor meer informatie over de adapter.
Gebruik een standaard RJ45 UTP-kabel om een product met een VE.Can-poort aan te sluiten.
Vergeet niet om het VE.Can-netwerk aan beide uiteinden af te sluiten met behulp van een VE.Can-afsluiting. Bij elk VE.Can-product wordt een zakje met twee afsluiters geleverd. Ze zijn ook apart verkrijgbaar (ASS030700000). (Verkrijgbaar met rechte en elleboog-aansluitstukken)
Zorg ervoor dat de Can.Bus wordt gevoed, zie het hoofdstuk Voeding in de handleiding van de tankzenderadapter voor meer informatie.
2.5. Een PV-omvormer aansluiten
Het meten van de uitvoer van een PV-omvormer geeft de gebruiker een overzicht van zowel de werkelijke vermogensbalans als de energieverdeling. Houd er rekening mee dat deze metingen alleen worden gebruikt om informatie weer te geven. Ze zijn niet nodig en worden niet gebruikt voor het verbeteren van de prestatie van de installatie. Naast het monitoren, kan het GX-apparaat ook sommige soorten en merken van PV-omvormers inperken, dwz. hun uitgangsvermogen verminderen. Dit wordt gebruikt en is vereist voor de Functie Nulingangsvoeding van de ESS.
Directe verbindingen
Type | Nulingangsvoeding | Details |
---|---|---|
Fronius | Ja | LAN-verbinding, zie GX - GX - Fronius-handleiding |
SMA | Nee | LAN-verbinding, zie GX - GX - SMA-handleiding |
SolarEdge | Nee | LAN-verbinding, zie GX - SolarEdge-handleiding |
ABB | Ja | LAN-verbinding, zie GX - ABB-handleiding |
Een meter gebruiken Voor PV-omvormers die niet digitaal kunnen worden weergegeven, kan een meter worden gebruikt:
Type | Nulingangsvoeding | Details |
---|---|---|
Nee | Aangesloten op de analoge ingang van de omvormer/acculader. Laagste kosten - minst nauwkeurig. Energiemeter | |
Nee | Bedraad met de Cerbo GX of draadloos verbonden via onze Zigbee-naar USB/RS485-interfaces. Bekijk de Energiemeter-startpagina | |
Draadloze AC-sensoren | Nee | Bekijk de Handleiding voor draadloze AC-sensoren - Uit de roulatie genomen |
2.6. Een USB-GPS aansluiten
Gebruik een GPS om voertuigen of boten op afstand te volgen en, optioneel, om een alarmmelding te ontvangen wanneer ze een aangewezen gebied verlaten (geofencing). Het is ook mogelijk om een gps-tracks.kml-bestand te downloaden dat kan worden geopend met bijvoorbeeld Navlink en Google Earth.
Victron verkoopt geen USB-GPS, maar de Cerbo GX zal ondersteuning bieden voor GPS-modules van derden die de NMEA0183-commandoset gebruiken - de meeste modules gebruiken een dergelijke set. Het kan communiceren op zowel 4800 als 38400 baudsnelheden. Sluit het toestel aan op een van de twee USB-aansluitingen... de verbinding kan enkele minuten duren, maar de Cerbo GX herkent de GPS automatisch. De locatie van het apparaat wordt automatisch naar de online portal van de VRM gestuurd en de positie zal op de kaart worden weergegeven.
De Cerbo GX is getest op compatibiliteit met:
Globalsat BU353-W SiRF STAR III 4800 baud
Globalsat ND100 SiRF STAR III 38400 baud
Globalsat BU353S4 SiRF STAR IV 4800 baud
Globalsat MR350 + BR305US SiRF STAR III 4800 baud
2.7. Een NMEA 2000 GPS aansluiten
Gebruik een GPS om op afstand, op het VRM-portaal, voertuigen of boten te traceren. Het is ook mogelijk om een digitale omheining te configureren, die automatisch een alarm zal versturen wanneer het systeem buiten een bepaald gebied komt. En gps-tracks.kml bestanden kunnen worden gedownload, bijvoorbeeld om te openen in Navlink en Google Earth.
De NMEA 2000 GPS-zender van een derde partij moet voldoen aan de volgende eisen:
Het NMEA 2000-apparaat moet klasse 60, navigatie zijn.
De NMEA 2000-apparaatfunctie moet 145, eigen positie (GNSS) zijn.
Positie (breedtegraad, lengtegraad) moet uitgezonden worden in PGN 129.025.
Hoogte, die optioneel is, moet uitgezonden worden in PGN 129.029.
Koers en snelheid (beide optioneel) moeten uitgezonden worden in PGN 129.026
Het wordt verwacht dat de meeste NMEA 2000-apparaten werken. Compatibiliteit is getest met:
Garmin GPS 19X NMEA 2000
Om een NMEA 2000-netwerk aan te sluiten op de VE.Can-poort op het GX-apparaat, die beiden verschillende soorten connectoren hebben, zijn er twee oplossingen:
De VE.Can naar NMEA 2000-kabel. Die door wel of niet plaatsen van de zekering het NMEA 2000-netwerk met het Victron-apparaat kan voeden. Let op de onderstaande waarschuwing.
De 3802 VE.Can-adapter van OSUKL. Het voordeel ervan is dat deze zich goed leent voor het aansluiten van één NMEA 2000-apparaat, zoals een tankzender, op een VE.Can-netwerk en ook in staat is om een NMEA-2000-netwerk met lagere spanning rechtstreeks van spanning te voorzien vanaf een 48V-Victron-systeem.
Waarschuwing en oplossing voor 24 V- en 48 V-systemen
Terwijl alle Victron-componenten tot 70 V op de ingang van hun CAN-bus-connectoren accepteren, doen sommige NMEA 2000-apparaten dit niet. Zij vereisen een 12 V NMEA 2000-aansluiting en sommige werken tot 30 of 36 V. Controleer het gegevensblad van alle NMEA 2000-apparaten die in gebruik zijn. Indien het systeem NMEA 2000-apparatuur bevat die een netwerkspanning vereist onder de accuspanning, dan zie bovenstaande 3802 VE.Can-adapter van OSUKL. Of, als alternatief, installeer de VE.Can naar NMEA 2000-kabel zonder de zekering en voorzie het NMEA 2000-netwerk van de juiste spanning met behulp van bijvoorbeeld een NMEA 2000-spanningadapterkabel, die niet door Victron wordt geleverd. De VE.Can-poort op het GX-apparaat heeft geen externe spanning nodig om te werken.
2.8. Een Fischer Panda-aggregaataansluiten
2.9. Een GX Tank 140 aansluiten
De GX Tank 140 is een accessoire voor ons assortiment GX-systeembewakingsproducten.

Het legt metingen vast van maximaal vier tankniveausensoren.
Tankniveaus kunnen lokaal in het systeem worden uitgelezen, of op afstand via ons VRM-portal.

De GX Tank 140 is compatibel met stroomzenders (4 tot 20 mA)en ook spanningszenders (0 tot 10 V). De verbinding met het GX-apparaat gebeurt via USB, en dat is ook hoe de GX Tank wordt aangedreven: geen extra stroomkabels nodig.
Om de bedrading van de tankzender zo eenvoudig mogelijk te maken, bieden twee van de vier ingangen een 24 V-voeding om de zender van stroom te voorzien. Het gebruik van de andere twee kanalen vereist een externe voedingsbron, en er is een stroomaansluiting samen met gezekerde uitgangen om dat te vergemakkelijken.
De boven- en ondergrenzen zijn instelbaar, om het gebruik van zenders toe te staan die slechts een deel van de schaal leveren,bijvoorbeeld 0 tot 5 V.
Voor maritieme toepassingen, het GX-apparaat kan deze tankniveaus verzenden op het NMEA 2000-netwerk om te worden opgepikt door andere schermen zoals een MFD.
De productpagina van de GX Tank 140 is gelinkt naar de volledige documentatie van dit product.
2.10. Tankniveausensoren aansluiten
Zie het Overzicht voor aansluitingen voor de locatie en het aantal ingangen voor tankniveausensoren.
De tankniveauingangen zijn resistief en moeten worden aangesloten op een resistieve tankzender. Victron levert geen tankzenders. De ingebouwde aansluitingen voor tanksensoren ondersteunen geen mA- of 0-5 V-sensoren. Dit type vereist extra accessoires of vervanging door een resistieve sensor.
Sensoren worden ingeschakeld (en uitgeschakeld) in het I/O-menu van de GX-apparaatinstellingen. Eenmaal ingeschakeld, verschijnt de tank in het GX-menu met opties om de installatie aan te passen aan specifieke vereisten.
Stel de volume-eenheid van de tank in (kubieke meter, liter, Imperial of US gallon) en de capaciteit. Het is ook mogelijk om aangepaste vormen te configureren voor niet-lineaire tanks, met maximaal 10 variaties, bijvoorbeeld 50 % van de sensor is gelijk aan 25 % van het volume en 75 % van de sensor is gelijk aan 90 % van het volume.
De tankniveaupoorten kunnen elk worden geconfigureerd om te werken met Europese standaarden (0 - 180 Ohm) of Amerikaanse standaarden (240 - 30 Ohm) voor tankzenders ; of om een aangepast Ohm-weerstandsbereik te configureren tussen 0 en 264 Ohm.
Het type tankvloeistof kan ingesteld worden op Brandstof, zoet water, afvalwater, bronwater, olie en zwart water (riolering). Ook is het mogelijk een aangepaste naam in te stellen.
De tankniveaugegevens worden naar VRM gestuurd en weergegeven op de boot- en camperoverzichtsschermen (indien aangesloten en ingeschakeld), en kunnen worden gebruikt als trigger voor het relais wanneer deze is ingesteld op 'tankpomp'.

Om de tanksondes fysiek te bevestigen, moet een huls of een blootgestelde koperen uiteinde van ten minste 10 mm + in de verwijderbare blokaansluiting worden gestoken. Eenmaal correct bevestigd, moet het oranje lipje ingedrukt worden als de draad wilt verwijderen.
2.11. Verbinden van NMEA 2000 tankzenders van derden
Een NMEA 2000 tankzender van derden moet tegemoetkomen aan de volgende vereisten om zichtbaar te zijn op het GX-apparaat:
Dient de NMEA 2000-vloeistofniveau-PGN, 127505 te verzenden
De NMEA 2000-apparaatklasse moet ofwel “Algemeen (80)” in combinatie met functiecode “Transducer (190)” zijn, ofwel “Sensor (170)”. Of de NMEA 2000-apparaatklasse moet “Sensors (75)” zijn, in combinatie met functie “Vloeistofniveau (150)”.
Een enkele functie die meerdere vloeistofniveaus rapporteert, wordt momenteel niet ondersteund.
Voor bepaalde tankzenders it het ook mogelijk de capaciteit en het vloeistoftype op de GX-toestelmenu's te configureren - bijvoorbeeld de Maretron TLA100. Deze functie kan zenders van andere fabrikanten wellicht ondersteunen - het is het proberen waard.
Geteste compatibele NMEA 2000 tankzenders:
Maretron TLA100
Maretron TLM100
Navico-vloeistofniveausensor Fuel-0 PK, onderdeelnr. 000-11518-001. Merk op dat u een Navico-beeldscherm nodig heeft om de Capaciteit, Vloeistoftype en andere parameters van de sensor te configureren. Zie spanningswaarschuwing onderaan.
Oceanic Systems (UK) Ltd (OSUKL) - 3271 Volumetrische Tankzender. Mocht het niet werken, heeft het een firmware-update nodig. Contacteer OSUKL daarvoor. Zie spanningswaarschuwing onderaan.
Oceanic Systems (UK) Ltd (OSUKL) - 3281 Waterpeilzender.Zie spanningswaarschuwing onderaan.
Waarschijnlijk werken andere schermen ook. Weet u van een ander scherm dat ook werkt, bewerk dan deze pagina -of- neem contact met ons op via Gemeenschap -> Wijzigingen.
Om een NMEA 2000-netwerk aan te sluiten op de VE.Can-poort op GX-apparaat, die beiden verschillende type connectoren hebben, zijn er twee oplossingen:
De VE.Can tot NMEA 2000-kabel. Die door ofwel in te voeren of uit de zekering te laten toestaat om ofwel het NMEA 2000-netwerk met Victron-materiaal te voeden of niet. Noteer de onderstaande waarschuwing.
De 3802 VE.Can-adapter door OSUKL. Diens voordeel is dat het zich zeer goed leent tot het verbinden van een enkelvoudig NMEA 2000 toestel zoals een tankzender in een VE.Can-netwerk. Het is ook in staat om een NMEA 2000-netwerk met lagere spanning rechtstreeks van stroom te voorzien via een 48 V-Victron-systeem.
Waarschuwing en oplossing voor 24 V- en 48 V-systemen
Terwijl alle Victron-componenten kunnen toewerken naar 70 V-invoer op hun CAN-bus verbindingen, kunnen Oceanic en Navico zenders dat niet. Ze vereisen een 12 V aangedreven NMEA 2000-verbinding, daar dat is wat ze gebruiken om hun sensorschakelschema te voeden. Zie bovenaan 3802 VE.Can Adapter door OSUKL voor een oplossing.
2.12. Temperatuursensoren aansluiten
2.12.1. Sensoren met vaste bedrading
Bekijk het Overzicht van aansluitingen voor het aantal temperatuursensoren en de locaties.
De temperatuursensoren kunnen worden gebruikt om verschillende soorten temperatuurinput te meten en te monitoren.
Temperatuurzenders zijn niet inbegrepen. De vereiste sensor is de ASS000001000 - Temperatuursensor QUA/PMP/Venus GX.
Ze hoeven niet op de accu te worden aangesloten (hoewel ze lijken op een kabelschoen voor een accu).
Om de temperatuursondes fysiek te bevestigen, moet een huls of een blootgestelde koperen uiteinde van ten minste 10 mm+ in de verwijderbare blokaansluiting worden gestoken. Eenmaal correct bevestigd, kan het oranje lipje ingedrukt worden als de draad verwijderd moet worden.

Sensoren worden ingeschakeld (en uitgeschakeld) in het menu Instellingen -> I/O -> Analoge ingangen van de GX-apparaatinstellingen.

Eenmaal ingeschakeld, zijn de gegevens van de temperatuursensor zichtbaar in de apparatenlijst en worden ook geregistreerd in de VRM.
Het selecteren van de temperatuursensor in het menu maakt het mogelijk het temperatuurtype in te stellen als Accu, Koelkast of Algemeen. Het is ook mogelijk om een aangepaste naam in het apparaatmenu in te stellen.

Het is mogelijk om de temperatuurcompensatie en -schaal aan te passen, maar voorlopig is deze functie beperkt tot gebruikers met het machtigingsniveau “superuser”.

2.12.2. [en] Wireless Bluetooth Ruuvi sensors
[en] The Ruuvi sensor features temperature, humidity and atmospheric pressure streamed wirelessly to the GX device.
De Cerbo GXgeïntegreerde Bluetooth-verbinding is uitgeschakeld wanneer de interne CPU-temperatuur hoger is dan 53 graden Celcius (beïnvloed door de belasting en/of omgevingstemperatuur). Voor een betrouwbare werking is het noodzakelijk om een USB Bluetooth-adapter te gebruiken.
[en] USB Bluetooth adapters that have been tested and known to work:
[en] USB Bluetooth adapter | ||||
---|---|---|---|---|
[en] Insignia (NS-PCY5BMA2) | [en] Logilink BT0037 | [en] TP-Link UB400(UN) | [en] TP-Link UB400(UN) | [en] Ideapro USB bluetooth adapter 4.0 |
[en] Ewent EW1085R4 | [en] Laird BT820 | [en] Laird BT851 | [en] Kinivo BTD-400 | - |
[en] A list of additional adapters that are also being tested, as well as adapters that have been tested and are known not to work, is available here: https://community.victronenergy.com/questions/112834/connect-ruuvi-to-ccgx.html
[en] Installation procedure
[en] Make sure that Bluetooth is enabled in the Bluetooth menu (enabled by default)
Ga naar Instellingen → I/O → Bluetooth-sensoren, gevolgd door Inschakelen om de Bluetooth-temperatuursensoren te activeren.
[en] The Ruuvi sensors come supplied with a removable plastic pull tab. This prevents it from discharging while on the shelf. Pull out the plastic tab and the unit will start transmitting its temperature information.

[en] The sensor should appear in the menu, "Ruuvi ####" - with a 4 hexidecimal device ID, enable the specific Ruuvi sensor.
Het submenu Bluetooth-adapters toont een lijst met beschikbare Bluetooth-adapters. De menuoptie Continu scannen zoekt permanent naar nieuwe Bluetooth-sensoren.
Als er meerdere sensoren zijn, is het misschien nuttig om de apparaat-ID fysiek op de sensorbehuizing te schrijven zodat bijgehouden kan worden welk ID bij welk apparaat hoort.
[en] The sensor should now be visible in the main menu - by default is labelled 'Generic temperature sensor (##)'

[en] It is possible inside the temperature sensor menu to adjust the type, and also to set a custom name.
De Ruuvi-sensoren gaan naar schatting meer dan 12 maanden mee op een enkele vervangbare CR2477 3 V Li-knoopcel. Zowel de interne accupanning als de accustatus worden weergegeven in het menu van de betreffende sensor. Status 'Ok' = accuspanning ≤ 2,50 V. Status 'Sensor-accu laag' = accuspanning ≥ 2,50 V.
Het is mogelijk om de firmware voor de Ruuvi te updaten met behulp van Ruuvi's eigen, afzonderlinge telefoon-app, maar dit is alleen nodig als u problemen ondervindt.
2.13. Aansluiten van IMT-zonnestraling, temperatuur- en windsnelheidsensoren
Compatibiliteit
Ingenieurbüro Mencke & Tegtmeyer GmbH (IMT) biedt een reeks modellen van digitale silicium stralingssensors in de SI-RS485-serie die allemaal compatibel zijn met een Victron GX-apparaat.
De optionele/extra externe moduletemperatuur-,omgevingstemperatuur- en windsnelheidsensoren worden ook ondersteund.
Optionele/extra externe sensoren zijn ofwel aangesloten op de zonnestralingssensor met vooraf geïnstalleerde stekkers of voorbekabeld aan de zonnestralingssensor (alleen externe module en omgevingstemperatuur). Wanneer externe sensoren via een geschikte zonnestralingssensor worden aangesloten, worden alle meetgegevens met de enkele interfacekabel naar het Victron GX-apparaat verzonden.
Elk model zonnestralingssensor in de Si-RS485-serie heeft een andere capaciteit met betrekking tot de externe sensoren (of wordt geleverd met een externe voorbekabelde sensor), dus overweeg de eventuele toekomstige wensen/vereisten vóór de eerste aankoop zorgvuldig.
Het is ook mogelijk om een onafhankelijke IMT Tm-RS485-MB-moduletemperatuursensor (zichtbaar als “celtemperatuur”) of IMT Ta-ext-RS485-MB omgevingstemperatuursensor (zichtbaar als “externe temperatuur”) rechtstreeks aan te sluiten op het Victron GX-apparaat, zonder een zonnestralingssensor of ter aanvulling ervan.
Bediening
De zonnestralingssensoren van de IMT SI-RS485-serie werken met behulp van een elektrische interface van het type RS485 en een Modbus RTU-communicatieprotocol.
De vereiste interfacesoftware is vooraf geïnstalleerd in het Venus OS, maar het Victron GX-apparaat moet op recente firmware draaien - FW v2.40 is de minimale vereiste.
De firmware voor de IMT-sensor moet minimaal versie 1.52 zijn - neem voor meer informatie hierover contact op met IMT.
Fysieke verbinding met het Victron GX-toestel gebeurt via USB-poort en vereist een Victron RS485 naar USB-interface kabel.
Ook is een geschikte externe DC-stroombron (12 tot 28 VDC) vereist - de sensor wordt NIET gevoed via USB.
Draadverbindingen
Het schema in de onderstaande installatiegids geeft de bedradingsconfiguratie weer van een typische installatie.

Draadverbindingen
Si-Sensor | Victron RS485-naar-USB-interface | Signaal |
---|---|---|
Bruin | Oranje | RS485 Data A + |
Oranje | Geel | RS485 Data B - |
Rood | - | Voeding Positief - 12 tot 28 VDC |
Zwart | Voeding Neg/Aarde - 0 VDC | |
Zwart (dik) | - | Aarding/Draadbescherming/PE |
- | Rood | Voeding Positief - 5 VDC (niet gebruikt) |
- | Zwart | Stroom Neg/Aarde - 0 VDC (niet gebruikt) |
Bruin | Afsluiting 1 - 120 R (niet gebruikt) | |
Groen | Afsluiting 2 - 120 R (niet gebruikt) |
Installatie-instructies
De maximale DC-voedingsspanning toegestaan voor het bereik van een zonnestralingssensor van de IMT SI-RS485-serie is 28,0 VDC - dienovereenkomstig moet voor 24V- en 48V-accubanken/-systemen een geschikte Victron DC-DC-omvormer (24/12, 24/24, 48/12 of 48/24) of AC-DC-adapter worden gebruikt in de installatie.
Voor 12V-accubanken/-systemen kan het bereik van de IMT SI-RS485-serie zonnestralingssensor rechtstreeks door de accubank worden voorzien en zal het blijven werken tot een minimum spanning van 10,5 V (gemeten bij de sensor, waarbij rekening wordt gehouden met een spanningsval in de kabel).
Raadpleeg de “bekopte gids” van de MT SI-RS485-serie zonnestralingssensor en de Victron RS485-naar-USB-interfacekabel “Datasheet” voor gedetailleerde aantekeningen met betrekking tot de bedrading/installatie en specificaties.
Om signaalintegriteit en robuuste werking te waarborgen, dient u er in het bijzonder voor te zorgen dat:
De verlengingskabels voldoen aan de minimale specificaties voor dwarsdoorsnede zoals aangegeven in de gerelateerde tabel - afhankelijk van de DC-voedingsspanning en kabellengte
De verlengingskabels dienen een geschikte afscherming en getwiste aders te hebben
De originele kabel die op de Victron RS485-naar-USB-interface is aangesloten, wordt gereduceerd tot een maximale lengte van 20 cm in installaties waar de totale kabellengte meer dan 10 m is of waarbij er installatie/locatie specifieke storingsproblemen zijn – in dit geval moet er een geschikte bekabeling van hoge kwaliteit worden gebruikt voor de gehele kabellengte in plaats van alleen voor de verlenging
De bekabeling dient afzonderlijk of uit de buurt van de hoofdkabel voor DC- of AC-stroom te worden geïnstalleerd
Alle bedrading moet correct worden afgesloten (inclusief ongebruikte draden) en goed geïsoleerd tegen weer/water
De behuizing van de sensor dient niet geopend of aangepast te worden tijdens de installatie - omdat de integriteit van de afdichting dan wordt aangetast (en garantie niet meer geldig is)
De zonnestralingssensor van het type IMT Si-RS485TC bevat een interne galvanische isolatie (tot 1000 V) tussen de spanningsvoeding en de RS485 Modbus-circuits. Daarom is de niet-geïsoleerde Victron RS485-naar-USB-interface geschikt voor de meeste installaties.
Als echter een geïsoleerde RS485-naar-USB-interface de voorkeur heeft, is het enige compatibele apparaat de Hjelmslund Electronics USB485-STIXL (elk ander type zal niet worden herkend door het GX-apparaat).
Meerdere sensoren
Het is mogelijk om meerdere zonnestralingssensoren van het type IMT SI-RS485 aan te sluiten op een gemeenschappelijk Victron GX-apparaat. Voor elke afzonderlijke eenheid is echter wel een speciale Victron RS485-naar-USB-interface vereist.
Het is niet mogelijk om meerdere eenheden te combineren op één interface (omdat dit niet wordt ondersteund door de gerelateerde Venus OS-software).
Configuratie
Normaal gesproken is een speciale/aanvullende configuratie niet nodig – de standaard “fabrieksconfiguratie” is compatibel voor communicatie met een Victron GX-apparaat.
Echter, in gevallen waarbij een zonnestralingssensor van de IMT SI-RS485-serie eerder in een ander systeem is gebruikt en/of de instellingen om welke reden dan ook zijn gewijzigd, is het noodzakelijk om de standaard configuratie te herstellen voor verder gebruik.
Om de configuratie te controleren, downloadt u de “Si-Modbus Configuration Software Tool” van IMT. Volg de instructies in de “Documentatie van de Si Modbus-configurator” van IMTen controleer/update de volgende instellingen:
Adres Modbus: 1
Baudrate: 9600
Gegevensformaat: 8N1 (10 bit)
Voor verdere ondersteuning met betrekking tot de configuratie van stralingssensoren van de IMT SI-RS485-series kunt u rechtstreeks contact opnemen met IMT Solar.
Gebruikersinterface - GX-apparaat
Na aansluiting op het Victron GX-apparaat en het inschakelen zal de zonnestralingssensor van de IMT SI-RS485-serie binnen enkele minuten automatisch worden gedetecteerd en verschijnen in het menu “Apparatenlijst”.

In het menu “Zonnestralingssensor van de IMT SI-RS485-serie” worden alle beschikbare parameters automatisch weergegeven (afhankelijk van de aangesloten sensoren) en in realtime bijgewerkt.

In het submenu “Instelling” is het mogelijk om alle optionele en extra externe sensoren die zijn aangesloten op de zonnestralingssensor van de IMT SI-RS485-serie handmatig in en uit te schakelen.


2.13.1. Gegevensvisualisatie - VRM
Om geregistreerde historische gegevens op het VRM-portaal te bekijken, opent u het uitklapmenu “Meteorologische sensor” en selecteert u de widget “Meteorologische sensor”.

De gegevens van alle beschikbare sensorsoorten worden automatisch weergegeven in de afbeelding. Individuele sensoren/parameters kunnen ook worden in-/uitgeschakeld door op de naam/legenda van de sensor te klikken.

2.14. Relais-aansluitingen
Het GX-apparaat heeft een potentiaalvrije Normaal Open (NO) en Normaal Gesloten (NC)-relaisfunctionaliteit. Dit kan via het menu worden geprogrammeerd om onder verschillende omstandigheden te werken.
[en] Relay 1 can be used for programming as an alarm relay, generator start/stop, tank pump, temperature controlled relay or manual operation. Relay 2 is available for programming as a temperature controlled relay or manual operation in the Relay menu of the Cerbo.
[en] If the relay function is configured as an Alarm relay, it is possible to reverse the polarity of the relay via an additional menu. The default setting is Normally open. Please note that reversing the polarity to Normally closed will result in a slightly higher current consumption of the GX device.
[en] ID | [en] Description |
---|---|
A | [en] Fuse |
B | [en] Programmable relay |
C | [en] Generator, buzzer, warning light, alarm circuit, extraction fan and so on |
D | [en] Battery |
[en] ID | [en] Description |
---|---|
A | [en] Programmable relay |
B | [en] Fuse |
C | [en] Generator or alarm circuit |
2.15. AC-belastingbewaking
Alle typen energiemeters kunnen nu voor een nieuwe ‘rol’ geconfigureerd worden. AC-belastingmonitor (vereist firmware v2.80 of hoger). Dit wordt in het menu uitgevoerd waar ook het elektriciteitsnet, de PV-omvormer of het aggregaat geselecteerd wordt. Als de AC-belastingmonitor is geselecteerd, wordt de belasting weergegeven in de apparaatlijst.
Houd er rekening mee dat dergelijke gemeten belastingen alleen voor bewakingsdoeleinden gebruikt worden en niet voor berekeningen.