Skip to main content

Lynx Shunt VE.Can

11. Probleemoplossing en ondersteuning

In deze sectie:

Raadpleeg dit hoofdstuk in geval van onverwacht gedrag of als een product fout vermoed wordt.

Het juiste probleemoplossings- en ondersteuningsproces is om als eerste de veel voorkomende problemen te raadplegen zoals beschreven worden in dit hoofdstuk.

Mocht dit het probleem niet oplossen, neem dan contact op met het verkooppunt voor technische ondersteuning. Wanneer het verkooppunt onbekend is, ga dan naar de Victron Energy support webpagina.

11.1. Bekabelingsproblemen

Kabels worden warm

Dit kan veroorzaakt worden door een bedrading- of aansluitprobleem. Controleer het volgende:

  • Controleer of alle kabelaansluitingen zijn aangedraaid met een aandraaimoment van 14 Nm.

  • Controleer of alle zekeringaansluitingen zijn aangedraaid met een aandraaimoment van 14 Nm.

  • Controleer of het kernoppervlak van de kabel groot genoeg is voor de stroom door die kabel.

  • Controleer of alle kabelschoenen correct zijn gekrompen en vast genoeg zijn.

Andere bekabelingsproblemen

Voor extra informatie over problemen die kunnen ontstaan door slechte of foutieve bekabeling, kabelaansluitingen of bekabeling van accubanken, raadpleeg het Wiring Unlimited boek.

11.2. Hoofdzekering problemen

Voor extra informatie over problemen die kunnen ontstaan door incorrecte zekeringwaarde of -type, raadpleeg het Wiring Unlimited boek.

Zekering springt zodra een nieuwe zekering is geplaatst

Controleer het DC-circuit dat is verbonden op die zekeringen op het volgende:

Controleer of er een kortsluiting is.

Controleer of er een defecte belasting is.

Controleer of de stroom in het circuit niet groter is dan de waarde van de zekering.

11.3. Accu monitor problemen

11.3.1. Laad- en ontlaadstroom zijn verwisseld

De laadstroom moet worden weergegeven als een positieve waarde. Bijvoorbeeld: 1,45 A.

De ontlaadstroom moet als een negatieve waarde worden weergegeven. Bijvoorbeeld: -1,45 A.

Wanneer de laad- en ontlaadstroom omgedraaid zijn moeten de negatieve stroomkabels op de accu bewaker omgewisseld worden.

11.3.2. Onvolledige stroom aflezing

De minpunten van alle belastingen en de laadbronnen in het systeem moeten worden aangesloten op de min-pool van de shunt.

Wanneer de minpunten van een belasting of een laadbron direct met de negatieve accu-aansluiting of de “accu min”-pool van de shunt verbonden is, zal de stroom niet door de accubewaker gaan en zal het worden uitgesloten van de totale stroommeting en de laadstatusmeting.

De accubewaker geeft een hogere laadstatus weer dan de werkelijke laadstatus van de accu.

11.3.3. Er wordt een stroom weergegeven terwijl er geen stroom is

Wanneer er een stroommeting is op het moment dat er geen stroom door de accubewaker loopt, voer dan een nulstroomkalibratie uit terwijl alle belastingen zijn uitgeschakeld, of stel de stroomdrempel in.

11.3.4. Onjuiste laadstatus

Een onjuiste laadstatus kan door meerdere redenen veroorzaakt worden.

Verkeerde accu instellingen

De volgende parameter(s) zullen effect hebben op de laadstatus berekeningen wanneer deze verkeerd zijn ingesteld:

  • Accucapaciteit.

  • Peukert-exponent

  • Laadefficiëntiefactor.

Incorrectelaadstatus door een synchronisatie probleem:

De laadstatus is een berekende waarde en zal zo nu en dan gereset (gesynchroniseerd) moeten worden.

Het synchronisatieproces is automatisch en zal plaatsvinden wanneer de accu volledig opgeladen is. De accubewaker bepaalt dat de accu volledig geladen is wanneer aan alle 3 “geladen”-voorwaarden is voldaan. De “geladen” voorwaarden zijn:

  • Geladen spanning (spanning).

  • Staartstroom (% van accucapaciteit).

  • Laaddetectietijd (minuten).

Praktisch voorbeeld van de voorwaarden waaraan voldaan moet worden voordat een synchronisatie plaatsvindt:

  • De accuspanning moet boven de 13,8 V liggen.

  • De laadstroom moet minder dan 0,04 x de accucapaciteit (Ah) zijn. Voor een 200 Ah accu is dit 0,04 x 200 = 8 A.

  • Beide bovenstaande condities moeten 3 minuten stabiel zijn.

Wanneer de accu niet volledig geladen wordt of wanneer de automatische synchronisatie niet wordt uitgevoerd, zal de laadstatus af gaan wijken en zal uiteindelijk niet de daadwerkelijke laadstatus van de accu weergeven worden.

De volgende parameter(s) zullen een effect hebben op de automatisch synchronisatie indien deze niet juist zijn ingesteld:

  • Geladen spanning.

  • Staartstroom

  • Detectietijd opgeladen.

  • Af en toe wordt de accu niet volledig opgeladen.

Voor meer informatie over deze parameters bekijk het hoofdstuk: “Accu instellingen”.

Onjuiste laadstatus door onjuiste stroommeting:

De laadstatus wordt berekend door te kijken hoeveel stroom er in en uit de accu stroomt. Als de stroommeting onjuist is, is de laadstatus ook onjuist. Raadpleeg paragraaf onvolledige stroommeting.

11.3.5. Laadstatus toont altijd 100 %

Een reden zou kunnen zijn dat de negatieve kabels die in en uit de accu bewaker gaan verkeerd om zijn aangesloten, bekijk Laad- en ontlaadstroom zijn omgewisseld.

11.3.6. Laadstatus bereikt de 100 % niet

De accu bewaker zal automatisch synchroniseren en de laadstatus resetten naar 100 % zodra de accu volledig is opgeladen. Indien de accu bewaker een 100 % laadstatus niet bereikt, voer dan het volgende uit:

  • Laad de accu volledig op en controleer of de accu bewaker correct detecteert of de accu volledig is opgeladen.

  • Wanneer de accu niet detecteert dat de accu volledig opgeladen is zal de geladen spanning, de staartstroom en/of de geladen tijd instellingen geeerdcontrole en eventueel aangepast moeten worden. Voor meer informatie bekijk Automatische synchronisatieAutomatische synchronisatie

11.3.7. Laadstatus neemt niet snel genoeg toe of te snel toe tijdens het laden

Dit kan gebeuren wanneer de accubewaker denkt dat de accu groter of kleiner is dan in werkelijkheid. Controleer of de accucapaciteit correct is ingesteld.Het instellen van de configuratie van de accucapaciteit

11.3.8. Laadstatus ontbreekt

Dit betekent dat de accubewaker zich in een niet-gesynchroniseerde status bevindt. Dit kan gebeuren wanneer de accubewaker net geïnstalleerd is of nadat het enige tijd geen voeding heeft ontvangen en het opnieuw wordt opgestart.

Om dit op te lossen, laad de accu volledig op. Wanneer de accu bijna volledig is opgeladen zou de accubewaker automatisch moeten synchroniseren. Wanneer dat niet werkt, bekijk dan de synchronisatie instellingen.

11.3.9. Problemen met synchronisatie

Wanneer de accubewaker niet automatisch synchroniseert kan het mogelijk zijn dat de accu nooit zijn volledig opgeladen status bereikt. Laad de accu volledig op en kijk of de laadstatus uiteindelijk 100 % aangeeft.

Een andere mogelijkheid is dat de geladen spanning instelling verlaagd moet worden en/of de staartstroom instelling verhoogd moet worden.

Het is ook mogelijk dat de accu bewaker te vroeg synchroniseert. Dit kan gebeuren in PV systemen of in systemen die een fluctuerende laadstroom hebben. Wanneer dit het geval is verander dan de volgende instellingen:

11.4. GX-Apparaat problemen

Dit hoofdstuk beschrijft alleen de meest voorkomende problemen. Als dit hoofdstuk het probleem niet oplost, raadpleeg de handleiding van het GX-apparaat.

Incorrect CAN-busprofiel geselecteerd

Controleer of VE.Can is ingesteld op het juiste CAN-busprofiel. Navigeer naar instellingen / services / VE.Can-poort en controleer of dit is ingesteld op “VE.Can en Lynx Ion BMS 250 kb”.

RJ45-Busafsluiter of kabel problemen

VE.Can-apparaten kunnen in keten met elkaar verbonden worden en een RJ45-busafsluiter moet gebruikt worden op het eerste en laatste apparaat in de keten.

Gebruik bij het verbinden van VE.Can-apparaten altijd vooraf gefabriceerde RJ45 UTP-kabels. Fabriceer de kabels niet zelf. Veel communicatieproblemen en andere schijnbaar niet-gerelateerde product problemen worden veroorzaakt door slechte zelfgemaakte kabels.